Jozua 4 – Als Gij, HERE, de ongerechtigheden in gedachtenis houdt, Here, wie zal bestaan?
Jozua 4, Psalmen 129-131, Jesaja 64, Mattheüs 12 Vanuit welk soort ‘diepten’ roept de psalmist tot de Here in Psalm 130:1? In andere psalmen is de zuivere wanhoop van de uitdrukking verbonden met verraderlijke ‘vrienden’ en openlijke vervolging (Ps. 69), of met ziekte en heimwee (Ps. 6, 42). In dit geval echter wordt de psalmist […]
Jozua 3 – ‘Als de HERE het huis niet bouwt … ‘
Jozua 3, Psalmen 126-128, Jesaja 63, Mattheüs 11 Het eerste vers vanPsalm 127 wordt vandaag vaak geciteerd: ‘Als de HERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden daaraan’. In een tijd van overbevolking citeren we minder vaak vers 3 ‘Zie, zonen zijn een erfdeel des HEREN, een beloning is de vrucht van de schoot’. […]
Jozua 2 – De schrik voor u is op ons gevallen
Jozua 2, Psalmen 123-125, Jesaja 62, Mattheüs 10 Ik hoorde ooit een geleerde socioloog, naar eigen zeggen een evangelicaal, met aanzienlijke eruditie uitleggen waarom zelfs een grote opwekking, zo de Heer zou verkiezen om er een over Amerika te laten komen, onmogelijk het land snel kon transformeren. Het probleem is niet gewoon de graad van […]
Jozua 1 – ‘Ik hef mijn ogen op naar de bergen: vanwaar zal mijn hulp komen?’
Jozua 1, Psalmen 120-122, Jesaja 61, Mattheüs 9 De vijftien korte psalmen (Ps. 120-134) die meteen volgen op Psalmen 119 zijn gegroepeerd als bedevaartsliederen of pelgrimsliederen (ook wel: opgangsliederen); t.t.z., elk draagt die hoofding. De meest waarschijnlijke verklaring is dat deze psalmen gezongen werden door pelgrims op weg naar Jeruzalem en zijn tempel voor de […]
Deuteronomium 33-34 – ‘Zo stierf Mozes’
Deuteronomium 33-34, Psalm 119:145-176, Jesaja 60, Mattheüs 8 Hoe eindigt de Pentateuch (Deut. 34)? In zekere zin kun je misschien spreken van hoop, of toch op zijn minst van verwachting. Zelfs als Mozes zelf het Beloofde Land niet mag betreden, staan de Israëlieten op het punt om binnen te trekken. Het land ‘vloeiende van melk […]
Deuteronomium 32 – Gods woord ‘geeft licht aan de eenvoudigen’
Deuteronomium 32, Psalm 119:121-144, Jesaja 59, Mattheüs 7 Een van de grote thema’s in de Schrift en een dat met bijzondere frequentie opduikt in Psalm 119, is dat het opengaan van Gods woord licht verschaft: er is ‘licht en inzicht voor de eenvoudigen’ (119:130), op minstens twee manieren. Ten eerste kan ‘de eenvoudigen’ verwijzen naar […]
Deuteronomium 31 – ‘Roep het volk tezamen’
Deuteronomium 31, Psalm 119:97-120, Jesaja 58, Mattheüs 6 Denk een ogenblik na over de rijke en verscheiden manieren waarop God Israël hielp te gedenken wat Hij had gedaan om hen te verlossen, en wat de aard was van het verbond waartoe ze zich bij ede verbonden om het te gehoorzamen. Er was de tabernakel zelf […]
Deuteronomium 30 – ‘Uw gebod is onbegrensd’
Deuteronomium 30, Psalm 119:73-96, Jesaja 57, Mattheüs 5 Psalm 119 is onovertroffen wanneer het gaat over de zich ontvouwende gedachten over God en zijn openbaring. Hier spits ik me toe op drie thema’s die opduiken in Psalm 119:89-96. Gods geopenbaarde woord, het woord dat werd geïnspireerd (d.w.z. neergeschreven om Schrift te worden), is niet iets […]
Deuteronomium 29 – ‘De verborgen dingen zijn voor de HERE’
Deuteronomium 29, Psalm 119:49-72, Jesaja 56, Mattheüs 4 ‘De verborgen dingen zijn voor de HERE, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden dezer wet volbrengen’ (Deut. 29:29) De twee hoofdpunten roepen op tot nadenken. Ten eerste bestaat de verantwoordelijkheid van de verbondsgemeenschap op dit […]
Deuteronomium 28:20-68 – Geen bovennatuurlijke ‘zap’ als straf uit de hemel
Deuteronomium 28:20-68, Psalm 119:25-48, Jesaja 55, Mattheüs 3 Er zijn weinig passages in de Bijbel die meer vrees wekken dan Deuteronomium 28:20-68. Wat de tekst ons schildert zijn de vervloekingen die het volk van God treffen wanneer het ongehoorzaam is aan de verordeningen van het verbond en opstandig is tegenover God, wanneer ‘gij niet naarstig […]