Deuteronomium 27:1-28:19, Psalm 119:1-24, Jesaja 54, Mattheüs 2
Hier komen de eerste twee van de bovenstaande Bijbelgedeeltes samen.
De setting in Deuteronomium 27-28 is spectaculair. Wanneer de Israëlieten het Beloofde Land binnentrekken, moeten ze een plechtige daad van nationale toewijding stellen. Ze moeten zich in twee grote groepen verdelen, elk honderdduizenden sterk.
Zes stammen moeten zich opstellen op de flank van de berg Gerizim. Aan de andere kant van de vallei moeten de andere zes stammen zich opstellen op de flanken van de berg Ebal. De twee grote menigten moeten over en weer in beurtzangen op elkaar inspelen. Tijdens sommige delen van deze ceremonie moeten de Levieten, die met de anderen op Gerizim staan, voorgeschreven zinnen uitspreken, en de volledige menigte roept zijn ‘Amen!’ uit. In andere delen moet dan de menigte op Gerizim de zegeningen van de gehoorzaamheid uitroepen, en de menigte op Ebal zal de vloeken van de ongehoorzaamheid uitroepen.
De zeer dramatische impact van deze gebeurtenis moet indrukwekkend geweest zijn toen ze werkelijk uitgevoerd werd (Joz. 8:30-33). Het doel van de volledige oefening was om het volk op het hart te drukken hoe volkomen ernstig het Woord van God moet genomen worden, wil het de zegen van God kunnen genieten, en welke vreselijke tragedie er voortvloeit uit ongehoorzaamheid, die zeker Gods vloek tot gevolg heeft.
In formele zin is Psalm 119 zeer verschillend, maar ook hier ligt er een buitengewone nadruk op het Woord van God. Het is bijna alsof dit langste van alle hoofdstukken uit de Bijbel gewijd is aan het onthullen wat het tweede vers in het Psalmenboek betekent: ‘maar aan des HEREN wet zijn welgevallen heeft, en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht’ (1:2, zie ook de overdenking van 1 april).
Psalm 119 is een acrostisch gedicht: elk van de tweeëntwintig letters uit het Hebreeuwse alfabet krijgt zijn beurt om te dienen als openingsletter van elk van de acht verzen die als onderwerp het Woord van God hebben.
Doorheen dit gedicht worden acht bijna-synoniemen gebruikt om te verwijzen naar de Schrift: wet (wat misschien beter kan weergegeven worden als ‘instructie’, en ook een ondertoon heeft van openbaring), inzettingen (wat spreekt van de bindende kracht van de Schrift), voorschriften (verbonden met Gods toeziende overzicht, als van iemand die geeft om de details van zijn opdracht), verordeningen (de besluiten van de hoogste en volkomen wijze Rechter), woord (de meest begrijpelijke term, mogelijk alles omvattend van Gods zelfonthullende waarheid, of het nu in belofte, verhaal, inzetting of bevel is), geboden (gebaseerd op Gods autoriteit om zijn schepselen op te dragen wat ze moeten doen), beloften (een woord dat is afgeleid van het werkwoord ‘zeggen’, maar vaak wordt gebruikt in verbanden die ons doen denken aan het Nederlandse woord ‘beloven’), en getuigenissen (Gods moedige daad van ‘getuigenis’ afleggen of ‘getuigenis’ van de waarheid en tegen alles wat vals is; het Hebreeuwse woord wordt soms vertaald als ‘richtlijn’ of ‘statuut’, bijv. letterlijk ‘Uw getuigenissen zijn mijn verlustiging’).
(Nota bij de vertaling: door het ontbreken van precieze tekstverwijzingen, ben ik niet 100 % zeker dat ik bovenstaande synoniemen voor het Woord van God overal even goed vertaalde. Beter toch even je Bijbel erbij nemen – Wat overigens altijd aan te raden is.)
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.