door Raymond R. Hausoul – In dit vuistdikke boek van maar liefst 935 pagina’s gaat Mike Doeve na welke overeenkomsten er zijn tussen het Oude en Nieuwe Testament. Daarmee verzet hij zich tegen een ouderwetse bedelingenleer die te streng de heilstijden in de Bijbel van elkaar scheidde. Doeve probeert zo op een bijbels-systematische manier helder te tonen hoe de doorwerking van de Thora in het Nieuwe Testament plaatsvindt. Hoe gingen de eerste christenen om met de voorschriften uit de Thora en welke invloed had dit bijvoorbeeld in het Bijbelboek Handelingen.
Na een uitvoerige introductie over het boekgebruik, de theologische reflectie en de interpretatie van de Bijbel (p. 20–65), richt de auteur zich op het thema van het messiaanse rijk, het specifieke Sinaïverbond, de historische heilsgeschiedenis van Israël en enkele oudtestamentische profetieën over de toekomst van Israël (p. 67–234). Ondanks deze uitvoerige bespreking – die vaak veel beknopter kan worden weergegeven – valt het op dat in dit betoog de zogenaamde Geschriften (Psalmen, Spreuken, Hooglied, Klaagliederen, enz.) geen duidelijke rol spelen. Dat is een grote leemte, aangezien zij een belangrijk onderdeel van de Joodse canon vormen en de lezers van het Oude Testament aanzienlijk helpen in de omgang met Gods wet.
Vervolgens richt Doeve zijn aandacht op het Nieuwe Testament, waarbij er na een hoofdstuk van reflecties over de relatie tussen de Messias en de Thora (p. 239–296) wordt ingegaan op de relatie tussen Gods genade en Gods wet in de Romeinenbrief (p. 299–429), de Hebreeënbrief (p. 430–528), het leven van Jezus Christus (p. 529–622) en de interpretatie van Petrus’ visioen in Handelingen (p. 623–837). Het is vreemd dat de auteur daarbij voor deze volgorde kiest. Zou het niet meer in de aard van de bijbelse openbaring liggen om vanuit Jezus’ onderwijs naar de reflecties daarover bij Petrus en vervolgens bij Paulus te gaan? Een heldere keuzeverantwoording voor deze aanpak ontbreekt echter. Dat zorgt er voor dat bepaalde uitspraken over de wet in andere nieuwtestamentische gedeeltes bijna niet tot hun recht komen in deze uitwerking. Dat gebrek aan methodische verantwoording is een gemis. Ten slotte richt Doeve zijn aandacht op het tweedelingsdenken dat een radicale scheiding maakt tussen het Oude en Nieuwe Testament en geen positieve plaats voor Gods wet in de geloofsleer biedt.
Ondanks de bovengenoemde methodische observaties, blijkt Doeve in het geheel een gedegen waardevolle bijdrage te leveren aan de reflectie over de relatie tussen Gods wet en Gods genade. Diverse delen die hij hierbij op de tafel legt mag door menig christen serieus worden genomen. In zijn benaderingen blijkt menigmaal dat Doeve weet waarover hij schrijft en ook diepgaand kennis heeft genomen van de beschikbare literatuur op dat gebied. Daarin is hij een groot voorbeeld voor menig predikant die schaamteloos Gods genade durft uit te spelen tegen Gods wet. Ondanks dat sommige delen sterk herhalend zijn en het inkorten daarvan het boek aanzienlijk zou hebben bevorderd qua toegankelijkheid, mag men dus zeker niet klakkeloos aan dit werk voorbij gaan. Het verdient een eerlijke plaats naast de vele pogingen om een messiaanse theologie te ontwerpen die de overeenkomsten tussen Oude en Nieuwe Testament sterk naar voren wil brengen.
In zijn betoog kijkt de schrijver daarbij ook kritisch naar de eigen evangelische achtergrond, zonder dat neerbuigend te doen. Zo stelt Doeve terecht kritische vragen bij de leer van een zogenaamde ‘opname van de gemeente’. Zijn oprechte vragen daarover zullen in menige evangelische kerk op weerstand stootten. Laten zij echter gedocumenteerd de visies van Doeve daarover onder de loep nemen.
Ten slotte valt de prachtige uitvoering van het boek op. Het binnenwerk is fraai geïllustreerd, kenmerkt zich door helder uitgewerkte tabellen en schema’s en bevat een dubbel leeslint. Dit alles getuigt van de enorme liefde die de auteur voor dit thema in zijn hart heeft. Wie zich intensief met de vraag tussen Gods genade en Gods wet wil bezighouden kan niet langs dit boek heen.
Mike R. Doeve. Terug naar de bron. Een zoektocht naar wat Jesjoea onderwees, (Scholten, 2017, 935 blz.)