indekerk

Richteren 8 – Van kwaad naar erger met Gideon

Richteren 8, Handelingen 12, Jeremia 21, Markus 7

Gideon was in velerlei opzichten een groot man. Toen de Here hem eerst riep, nam hij voorzichtig de eerste stappen in gehoorzaamheid ’s nachts (Richt. 6). Dan, vol van de Heilige Geest (6:34), en overtuigd door twee buitengewone tekenen dat God met hem was (6:36-40), leidde hij zijn van Godswege gereduceerde groep van driehonderd mannen naar een buitengewone overwinning over de Midianieten (Richt. 7).

Maar ondanks al die grootheid vertegenwoordigt Gideon iets van wat misgaat met het land. Diepgaande gebreken in zijn karakter en onstandvastigheid worden groter en gaan etteren, zodat tegen het einde van het boek het hele land zich in heel slechte staat bevindt.

Bij het eerste voorval in Richteren 8 komt Gideon er goed vanaf, de Efraïmieten behoorlijk slecht. Niemand was bereid om de Midianieten te bevechten voor God Gideon deed opstaan. Nu de overwinning onder Gideon al zo verbazend was, beschuldigen de Efraïmieten hem dat hij hen niet eerder in de strijd betrokken heeft. Hij antwoordt diplomatisch, en prijst hun inspanningen in het latere deel van de operatie, waardoor ze bedaren (8:1-3).

Bij de steden Sukkot en Pniël komen noch de steden zelf noch Gideon echt in een goed daglicht te staan (8:4-9, 13-17). De bewoners van de steden zijn laf, hebben geen principes en blijven maar al te graag aan de zijlijn zitten zolang ze niet weten vanuit welke richting de wind komt.

Maar ondanks alle rechtvaardigheid in Gideons antwoord, lijkt hij meer dan een klein beetje wraakzuchtig. Wanneer het tot de executie komt van de Midianietische koningen Zebach en Salmunna (8:18-21), is zijn besluit minder gebaseerd op de principes van publiek recht of op de geboden van de Heer met betrekking tot het reinigen van het land, dan op persoonlijke wraak: zijn eigen broers waren in de oorlog gedood.

Aan de ene kant lijkt Gideon niet machtshongerig. Hij wijst het populaire applaus af dat hem koning wilde maken, op basis van het feit dat alleen de Here moet regeren over zijn verbondsvolk (8:22-23). Maar dan struikelt hij lelijk. Hij maakt zijn verzoek voor gouden oorringen, en eindigt met een zodanig grote schat dat hij er een royaal priestergewaad van laat maken, een opperkleed versierd met ongeveer twintig kilo goud.

De religieuze toestand in Israël is zo benard dat die efod al snel een godsdienstig voorwerp van afgoderij wordt, niet alleen voor het volk maar ook voor Gideons familie (8:27). De loyaliteit aan het verbond die hij in stand houdt is niet totaal. 

Er is ergere ellende aan het broeien. Hij neemt zich niet twee of drie vrouwen, maar vele, en heeft zeventig zonen. Na zijn dood keert het volk terug naar openlijke afgoderij en vertoont het lelijke ondankbaarheid tegenover Gideons familie (8:33-35). En een van zijn zonen, Abimelech, blijkt een wrede en machtshongerige beul (Richteren 9).

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn