indekerk

Numeri 19 – ‘Op God vertrouw ik, ik vrees niet … Op God, wiens woord ik prijs’

 Numeri 19, Psalmen 56-57, Jesaja 8:1-9:7, Jakobus 2

Op Amerikaanse munten staan de woorden ‘In God we trust’ (Op God vertrouwen wij). In onze pluralistische tijd is het niet onredelijk om te antwoorden met ‘Op welke God?’. Zelfs al zou het antwoord daarop een eenduidig ‘de God van de Bijbel’ zijn, dan vermoed ik dat de meeste mensen bij dat vertrouwen in God eerder denken in persoonlijke of mystieke zin. Het is bedroevend makkelijk om vertrouwen in God te zien als een soort religieuze intuïtie, een godsdienstige gevoeligheid, met slechts het vaagste zicht op wat dit vertrouwen met zich meebrengt.

David koestert geen dergelijke illusies. Tweemaal in Psalm 56 geeft hij bij de beschrijving van de God op wie hij vertrouwt ook impliciet wat inhoud aan de aard van zijn vertrouwen. David schrijft ‘Ten dage dat ik vrees, vertrouw ik op U; op God, wiens woord ik prijs. Op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou vlees mij aandoen? (56:4-5). En opnieuw: ‘Op God, wiens woord ik prijs,

op de HERE, wiens woord ik prijs, op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou een mens mij aandoen?’ (56:11-12).

In beide passages begrijpt David dat vertrouwen op God de enige oplossing is voor zijn vrees: ‘Ten dage dat ik vrees, vertrouw ik op U … op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou vlees mij aandoen’. Het opschrift van de Psalm (vers 1 in de Nederlandstalige versies) toont dat David dit schreef kort na zijn schrikwekkende ervaring in Gath (1 Sam. 21:10-15). Terwijl hij op de vlucht was voor Saul, dook David onder in Filistijns gebied en werd hij op een haar na niet gedood. Hij ontsnapte door te veinzen dat hij gek was. Ongetwijfeld was hij zeer bang geweest, en in zijn angst vertrouwde hij op God, en vond hij de kracht om een merkwaardige act op te voeren die zijn leven redde.

Maar voor ons doel nu, is het treffende element in Davids uiting van vertrouwen de herhaling van een zinsdeel. Drie keer vermeldt hij de Here God ‘wiens woord ik prijs’. In deze context heeft het specifieke woord dat deze beschrijving oproept wellicht iets te maken met waarom David Hem zo volkomen kon vertrouwen onder deze omstandigheden. De meest waarschijnlijke kandidaat voor wat dit ‘woord’ is waarvoor David God prijst, is Gods belofte om hem het koningschap te schenken en hem als hoofd van een koningshuis te stellen.

Zijn huidige omstandigheden zijn zo ellendig dat ongeloof meer logisch onderbouwd lijkt. Maar David vertrouwt op de Heer wiens woord ik prijs. Wat we nodig hebben is geloof in de sprekende God, geloof in God dat vast gegrond is in wat deze sprekende God gezegd heeft. Dan, ook midden vreselijke omstandigheden, kunnen we diepe rust vinden in de God die niet terugkomt op zijn woorden.  Het is helder dat dergelijk geloof gegrond is in Gods geopenbaarde woorden.

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn