Leviticus 5, Psalmen 3-4, Spreuken 20, Colossenzen 3
Stel je een complexe maar goed geordende maatschappij voor, met in elk levensdomein daden die een persoon onrein maken en verder voorgeschreven acties die deze persoon weer rein maken. Wanneer je ’s morgens opstaat, draag je kleding uit een bepaalde soort stof vervaardigd, maar geen andere. Er is rein voedsel en onrein voedsel. Als een vlek of schimmel verschijnt op de muur van je huis, dan zijn er procedures om die te behandelen. Mannen moeten een bepaald schema volgen na een natte droom, vrouwen in verband met hun periodes. Sommige onreine dingen mogen zelfs niet aangeraakt worden.
Daarbovenop is er een ingewikkeld religieus en offersysteem. Iedereen wordt verondersteld het te volgen, faal je op gelijk welk punt in het navolgen ervan, brengt dit ook weer onreinheid met zich. En dit past allemaal in een groter aantal verboden, daarbij inbegrepen wat we normaal gezien ‘morele categorieën’ noemen: hoe we spreken, over het spreken van de waarheid, hoe we anderen behandelen, kwesties van eigendom, seksuele integriteit, daden in verband met buren, juridische onpartijdigheid, enzovoort.
Begrijp ook dat in deze maatschappij de regels door God zelf ingesteld zijn. Ze zijn niet het resultaat van een verkozen congres of parlement, dat makkelijk kan aan de kant geschoven worden door een wispelturig of gefrustreerd publiek dat verlangt naar iets anders. Deze regels veronachtzamen of ze met voeten treden is ook de levende God met voeten treden. Welke lessen zouden in een dergelijke maatschappij geleerd worden?
Welkom in de wereld van Leviticus. Ook dit vormt onderdeel van de erfenis van de Berg Sinaï, onderdeel van het Mozaïsche verbond. Hier moet Gods volk leren dat God voorschrijft wat goed en kwaad is, en dat Hij daartoe het recht heeft; dat heiligheid alles van het leven omvat; dat er een verschil is tussen het gedrag van het volk van God en het gedrag van de omringende heidenen, meer dan gewoon een verschil in abstracte geloofsovertuigingen. Hier schrijft de Heer zelf voor welke offerandes nodig zijn, samen met de belijdenis van zonde (Lev. 5:5), wanneer iemand verontreinigd raakt; en zelfs dat het systeem zelf geen finaal antwoord vormt, aangezien iemand voortdurend onder een ander taboe valt en dient terug te keren om offers te brengen die voorheen ook al gebracht werden.
Je begint je af te vragen of er ooit een finaal offer voor zonden zou komen. Maar dat ligt nog verder op de weg. Hier in Leviticus 5 verblijden christen lezers zich als ze merken dat, terwijl God zijn verbondsvolk opvoedt in elementaire religieuze gedachten, Hij middelen voorziet opdat zelfs de armste in de maatschappij zijn reinheid mag terugkrijgen. De persoon die zich geen offerlam kan veroorloven mag een koppel duiven brengen; de persoon die ook die niet kan aanschaffen mag een kleine hoeveelheid bloem brengen.
De lessen gaan verder; altijd is er hoop en een weg om te ontkomen aan de straf die rebellie oproept.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.