Leviticus 14, Psalm 17, Spreuken 28; 2 Thessalonicenzen 2
Psalm 17 is een gebed om rechtvaardiging. David weet anders wel goed dat hij niet altijd rechtvaardig is (zie Ps. 51!). Maar in bijzondere omstandigheden kan de gelovige man of vrouw wel zeker zijn dat hij of zij heeft gehandeld met zuivere integriteit, met transparante gerechtigheid. Dat is het geval met David hier. Als tegenstanders in zulke gevallen over je liegen of een roddelcampagne opstarten, als ze je achterna jagen als leeuwen hun prooi (17:10-12), wat moeten de rechtvaardigen dan doen?
Wat zeker een eerste vereiste vormt, is een nederig zoeken van de God die rechtvaardigt. Maar David hoopt inderdaad niet slechts op de ultieme rechtvaardiging, maar voor iets meer onmiddellijks: ‘Sta op, HERE, treed hem tegemoet, doe hem bukken, red met uw zwaard mijn leven van de goddeloze’ (17:13). Maar tegelijk erkent hij dat vragen om rechtvaardiging van een God als dit hem aan de zijde plaatst van hen die niet simpelweg tot deze wereld behoren: red ‘met uw hand, HERE, van de mannen, van de wereldse mannen, wier deel in dit leven is (17:14, cursief toegevoegd). (Noot: de Herziene Statenvertaling leunt hier dichter aan bij het Engelse ‘men of this world’, want zegt: ‘van de mannen van de wereld’).
Aangezien God soeverein blijft, kan rechtvaardiging finaal slechts van God komen: ‘Laat het oordeel over mij van uw aangezicht uitgaan: uw ogen schouwen wat recht is’ (17:2). En David doet inderdaad beroep op Gods trouwe liefde voor de zijnen: ‘Maak uw gunstbewijzen wonderbaar, Verlosser van hen die voor tegenstanders schuilen bij uw rechterhand’ (17:7).
Dit zijn alle belangrijke lessen die in de Bijbel vaak worden herhaald, hetzij in hun geheel of gedeeltelijk. Zo lezen we dat de apostel Paulus de gelovigen in Rome opdraagt: ‘Vergeldt niemand kwaad met kwaad; hebt het goede voor met alle mensen. Houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen. Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden [Deut. 32:35], spreekt de Here (Rom. 12:17-19, cursief toegevoegd).
Dit is een les die gelovigen voortdurend opnieuw moeten leren en altijd weer op zichzelf moeten toepassen. Het is makkelijk genoeg om in je op te nemen wanneer de dingen goed gaan. Maar wanneer gemeenteleden op unfaire manier je dienstwerk aanvallen, wanneer roddelaars je positie in het bedrijf ondermijnen om er zelf voordeel uit te halen, wanneer collega’s in het departement van de universiteit voortdurend de meest lelijke motieven verbinden aan alles wat je zegt en doet – dat is de test of je dingen in de handen van God kunt leggen, wiens zorg uitgaat naar de zijnen en wiens brandende passie voor gerechtigheid finale rechtvaardiging verzekert.
En een dergelijk geloof bevrijdt ons van druk, van stress: ‘Maar ik zal in gerechtigheid uw aangezicht aanschouwen, en bij het ontwaken mij verzadigen met uw beeld’ (17:15).
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.