Jozua 9, Psalmen 140-141, Jeremia 3, Mattheüs 17
Het verslag van de Gibeonitische list (Jozua 9) heft zijn lichtelijk amusante elementen, maar ook zijn ernstige les. Je hebt de Israëlieten, die neuzen in beschimmeld brood en ernstige gesprekken voeren over de afstand die deze afgezanten moeten hebben afgelegd. Maar het droevige feit is dat ze zijn beetgenomen. Welke lessen kunnen wij hieruit leren?
Ten eerste bezitten veel gelovigen die de moed hebben om directe aanvallen te weerstaan, niet het inzicht om stand te houden bij misleiding. Dat is waarom de draak in Openbaring 13 twee beesten heeft – een wiens tegenstand open en wreed is, en de andere die wordt geïdentificeerd als de valse profeet (zie de overdenking voor 22 december).
Dit is ook waarom Paulus in Handelingen 20 de oudsten van Efeze niet alleen waarschuwt voor de wrede wolven die zullen proberen de kudde te verscheuren, maar ook voor het feit dat mannen uit hun eigen midden zullen opstaan die ‘verkeerde dingen’ zullen spreken (Hand. 20:30 NBG – NBV vermeldt: ‘die de waarheid verdraaien’).
Dergelijke mensen kondigen nooit aan wat ze aan het doen zijn: ‘We zullen nu de waarheid verdraaien!’ Het gevaar waar ze voor staan ligt in het feit dat ze gezien worden als ‘veilig’, en dan komen ze vanuit hun veilige positie op voor ‘progressieve’ gedachten die het evangelie verdraaien.
De misleidende kracht kan verbonden zijn met die openlijke trucs als vleierij – precies het middel dat de Gibeonieten gebruiken (9:9-10). In onze dagen wordt misleiding des te gemakkelijker in te voeren omdat zoveel christenen niet langer meer zeer goed thuis zijn in de Schrift. Het is moeilijk om subtiele dwalingen te ontmaskeren wanneer die op een lijn staan met de cultuur, zich bedienen van geestelijk God-gepraat, vroom een tekst of twee aanhalen, en wanneer ze ‘werken’.
Ten tweede hebben veel gelovigen te kampen met de fout die geschetst wordt in 9:14, en niet alleen de Israëlieten van eertijds: ‘Hierop namen de mannen van hun teerkost (die van de Gibeonieten, JL), maar zij raadpleegden de HERE niet’. Ongetwijfeld zou hun raadpleging van de Heer rechtstreeks geweest zijn; misschien hadden de priesters de mogelijkheid van Urim en Tummim (zie overdenking van 17 maart). We zullen het nooit weten, omdat het volk dacht dat ze de leiding van de Heer niet nodig hadden. Misschien had de vleierij hen verwaand gemaakt. Het feit dat hun beslissing gebaseerd was op hun inschatting van hoever deze Gibeonieten kwamen, maakt duidelijk dat ze zich bewust waren van het gevaar van verdragen met de Kanaänieten.
Hun falen moet daarom niet gezien worden als louter een inbreuk op de gebedsmomenten van die dag, een gehaastheid die een magische stap oversloeg. Het probleem zit dieper: er is een ongepaste nonchalance die verraadt dat er overmoed aanwezig is, die niet denkt dat het in dit geval God nodig heeft. Menig christelijk leider heeft desastreuze fouten gemaakt wanneer hij of zij geen tijd nam om Gods perspectief te zoeken, de Schrift te onderzoeken en Hem om de wijsheid te vragen die Hij beloofd heeft (Jak. 1:5).
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.