Jozua 24, Handelingen 4, Jeremia 13, Mattheüs 27
Toen Petrus en Johannes vrijgelaten waren na hun eerste vleug van vervolging, ‘gingen zij naar de hunnen’ (Hd. 4:23). De kerk kwam bijeen voor gebed, terwijl ze de woorden uit Psalm 2 gebruikten (Hd. 4:25-26). Ze begrepen die Oudtestamentische tekst als Gods woorden (‘Gij, Here, zijt het … die gezegd hebt …’) door de Heilige Geest, bij monde van David (4:25).
Aan de ene kant is Psalm 2 een kroningspsalm. Eens te meer echter is de David-typologie sterk. De koningen van de aarde en de oversten hebben zich verzameld tegen de Heer en tegen zijn Gezalfde (de Messias) – en dit heeft zijn climax bereikt: ‘Want inderdaad zijn in deze stad vergaderd tegen uw heilige knecht Jezus, die Gij gezalfd hebt, Herodes zowel als Pontius Pilatus met de heidenen en de volken van Israël’ (4:27).
Onze vroegste broers en zusters in Christus vragen drie dingen (4:29-30): (a) dat de Heer zou letten op de dreigingen van hun vijanden; (b) dat ze zelf in staat zouden zijn om Gods woorden met vrijmoedigheid te spreken; en (c) dat God tekenen en wonderen zou laten geschieden door de naam van Jezus (wat kan betekenen, in hun verwachting, ‘door de apostelen’; vgl. 2:4; 3:6 e.v.; 5:12).
Maar voor ze hun verzoeken verwoorden en nadat ze de boze samenzwering van Herodus, Pilatus en de rest vermeld hebben, spreken deze gebedsstrijders God rustig aan in een belijdenis van zeer groot belang: ‘om te doen al wat uw hand en uw raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou’ (4:28).
Merk het volgende op:
Ten eerste vermindert Gods soevereiniteit over de dood van Christus de schuld van de menselijke samenzweerders niet. Aan de andere kant heeft de geslepenheid van hun samenzwering God niet verrast, alsof Hij het kruis niet zou voorzien hebben, meer nog, alsof Hij het niet zou gepland hebben. De tekst benadrukt duidelijk dat Gods soevereiniteit niet afneemt door menselijke acties, en menselijke schuld wordt niet verminderd door een beroep te doen op de goddelijke soevereiniteit. Deze dualiteit wordt soms compatibilisme genoemd: Gods volkomen soevereiniteit en de menselijke morele verantwoordelijkheid zijn compatibel. Hier zijn complexe thema’s mee verbonden, maar er kan geen ernstige twijfel zijn dat dit standpunt ofwel geleerd of verondersteld wordt door de Bijbelse schrijvers (zie overdenking 17 februari).
Ten tweede, in dit geval is het dubbel nodig te zien hoe de twee punten samenhangen. Als Jezus alleen stierf als resultaat van een menselijke samenzwering en niet door het plan en doel van God, is het moeilijk te zien hoe zijn dood het langgeplande goddelijke antwoord kan zijn op onze diepe nood.
Als Gods soevereiniteit over Jezus’ dood betekent dat de menselijke daders daardoor vrijgepleit worden, zou dit dan niet ook altijd het geval zijn wanneer God soeverein is? En waar is dan de zonde waarvoor betaald moet worden door Jezus’ dood? De integriteit van het evangelie is verbonden met dit element van het christelijk theïsme dat we compatibilisme noemen.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.