Richteren 7, Handelingen 11, Jeremia 20, Markus 6
Wat opvalt aan Handelingen 11:1-18 is de grote aandacht die nog besteed wordt aan het opnieuw vertellen van het verhaal dat al gedeeltelijk in detail naar voren komt in Handelingen 10, vaak in precies dezelfde bewoordingen. Is dit niet een eerder buitensporig gebruik van ruimte op een boekrol?
Maar Lukas ziet dit als een keerpunt. Petrus wordt op het matje geroepen door de kerken in Judea omdat hij een huis van een onbesneden persoon is binnengegaan en met hen gegeten heeft (11:3). Petrus vertelt zijn ervaring opnieuw. Het visioen van het laken met de onreine dieren, het feit dat het drie keer herhaald wordt, de instructie van de Geest om mee te gaan met de heidense boodschappers, het feit dat zes van de (Joodse) broeders hem vergezelden en daarom zijn verhaal konden bevestigen, het neerdalen van de Geest op een manier die verwant is aan dezelfde gebeurtenis op Pinksteren, het linken van deze dingen met de woorden van de Heer Jezus – alles leidt tot Petrus zijn zorgvuldige conclusie: ‘Als God hun wegens hun geloof in de Heer Jezus Christus hetzelfde geschenk wilde geven als ons, hoe had ik hem daar dan van kunnen weerhouden?’ (11:17).
Nu enkele opmerkingen:
- Hoewel Petrus’ betoog overtuigend blijkt (11:18) betekent dit niet dat alle theologische implicaties al meteen klaar en duidelijk zijn. Dit kan wel goed zo zijn voor de heidenen, en kan reden voor vreugde zijn. Maar veel vragen blijven nog onbeantwoord: ‘Zullen de heidenen moeten besneden worden? Zullen ze gebonden zijn aan de wetten in verband met koosjer voedsel nadat ze tot geloof kwamen in Jezus? Indien niet, is het Joden dan toegestaan om dergelijke wetten los te laten, of was Petrus een eenmalige uitzondering? Zouden er twee heel andere kerken moeten komen, een Joodse en een heidense? Wat moeten de heidenen dan gehoorzamen? Wat is de relatie tussen dit nieuwe verbond en het oude? Veel van deze vragen komen op tafel in de komende hoofdstukken.
- De eerste betekenis van deze doop in de Heilige Geest is een beetje verschillend van in Handelingen 2. Hier dienen de sterke uitdrukkingen om deze groep nieuwe bekeerlingen te bevestigen voor de moederkerk in Jeruzalem – wat met Pinksteren niet hoefde te gebeuren.
- Vervolgens horen we van brede ongeplande verkondiging van het evangelie onder zowel Joden als heidenen (11:19 e.v.), wat de crisis verder opdrijft. Nu moeten de leiders in Jeruzalem niet alleen een individueel geval of een heidens huis beoordelen, maar een volledige kerk die overwegend heidens is. Ze tonen grote wijsheid. De gezant die ze sturen geeft geen blijk van grote theologische scherpslijperij. Maar hij kan zien dat dit het werk is van de Geest en moedigt meteen de nieuwe bekeerlingen aan om God trouw te volgen – en laat snel de beste bijbelleraar sturen die hij kent voor een dergelijke kerk van gemengde afkomst (11:25-26). Dit is hoe Saulus van Tarsus geassocieerd raakt met deze grote kerk.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.