Genesis 9-10, Mattheüs 9, Ezra 9, Handelingen 9
Ondanks de omvang van de straf die erover werd uitgesproken, heeft de zondvloed de menselijke natuur niet veranderd. God weet goed dat er, na de eerste moord door Kaïn, nog zal gemoord worden. Nu legt Hij de doodstraf op (Gen. 9:6), niet als een afschrikmiddel – afschrikking komt niet ter sprake – maar als een signaal dat moord buiten categorie is, in die zin dat het een wezen doodt dat naar het beeld van God werd geschapen.
Maar er zijn nog andere tekenen dat de zonde verdergaat. De belofte die God doet, bekrachtigd met een regenboog, om het mensengeslacht niet opnieuw op deze manier te vernietigen (9:12-17), is niet zozeer relevant omdat het ras op de een of andere manier zo geschokt is dat het voortaan wel zal gehoorzamen, maar is relevant omdat God aangeeft dat dezelfde neerwaartse beweging steeds weer zal plaatsvinden. En Noah zelf, die met verwijzing naar zijn dagen voor de vloed gerust een ‘prediker van de gerechtigheid’ genoemd kan worden (2 Petr. 2:5), wordt nu neergezet als een dronkeman, met gezinsrelaties die al afbrokkelen.
Maar er is nog een parallel tussen deze hoofdstukken van Genesis en wat nog plaatsvond voor de zondvloed. Voor de zondvloed zijn er, ondanks de grip die de zonde heeft, altijd individuele personen als Abel, wiens offer God behaagt (Gen. 4); er zijn mensen die erkennen,hoezeer ze God nodig hebben en die de naam van de Heer aanroepen (4:26); er is Henoch, de zevende van Adam af, die wandelde met God (5:22). Met andere woorden: er is een ras binnen het ras, een kleiner ras, niet intrinsiek superieur aan het andere, maar dat wel in zodanige relatie staat tot de levende God dat het in een heel andere richting beweegt.
Augustinus van Hippo in Noord-Afrika, die schrijft aan het begin van de vijfde eeuw na Christus, ziet in deze vroegste hoofdstukken al het ontstaan terug van twee mensheden, twee steden –de stad van God en de stad van de mens. (Zie ook de overdenking voor 27 december.) Dit contrast ontwikkelt zich verder en neemt op verschillende manieren toe doorheen de Bijbel, tot het boek Openbaringen uiteindelijk ‘Babylon’ contrasteert met ‘het nieuwe Jeruzalem’. Qua ervaring merken gelovigen dat ze nog burgers zijn van beide; maar in termen van waar hun hart naar uitgaat, van loyaliteit, behoren ze slechts tot één van beide.
Dezelfde verschillen krijgen opnieuw gestalte na de zondvloed. Het mensengeslacht toont al snel dat de problemen van rebellie en zonde diepgeworteld zijn; ze maken deel uit van onze natuur. Maar de verschillen beginnen zich ook af te tekenen. Terwijl het verbond dat God sloot om de aarde niet meer op dezelfde manier te vernietigen wordt afgesloten tussen God en alle levende wezens (9:16) , komt er al scheiding tussen Noachs zonen, zoals er ook scheiding was tussen die van Adam. De zorgelijke cyclus begint opnieuw, maar is niet zonder hoop: de stad van God wordt nooit volledig opgeschort, maar biedt al een vooruitblik naar de meer uitgesproken verbondsverschillen die – nu al gauw – zullen komen, en de heerlijke climax die volgt op het eind van de heilsgeschiedenis.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.