Genesis 5, Mattheüs 5, Ezra 5, Handelingen 5
Steeds opnieuw klinkt in het vijfde hoofdstuk van Genesis hetzelfde refrein: ‘daarna stierf hij’. Die-en-die leefde zoveel jaren, daarna stierf hij … daarna stierf hij … daarna stierf hij … Waarom die herhaling?
Vanaf het begin was het Gods bedoeling dat de gemeenschap tussen Hemzelf en zijn beelddragers eeuwig zou zijn: Adam en Eva zouden eeuwig leven ervaren met God. Hun opstand maakte een einde aan die weg (Gen. 3:21-22). Al kwam de dood niet meteen over hen (Adam werd volgens Gen. 5:5 930 jaar), toch was die dood onvermijdelijk. Het hoofdstuk dat aan deze dodenlijst voorafgaat, brengt het verslag van de eerste moord – Alweer een dood. En de drie volgende hoofdstukken (gen. 6:8) vind je het verslag van de zondvloed, waarin het menselijke ras sterft, op Noach en zijn gezin na. Of het nu door moord of door direct Goddelijk oordeel of door ouderdom is, het resultaat blijft altijd hetzelfde: ‘en daarna stierf hij’. Zoals de bittere uitdrukking het stelt: ‘Life is hard, and then you die’ (Het leven is hard, en dan volgt de dood).
Door Gods rechtvaardige oordeel legt de dood in feite beslag op het mensengeslacht. De leeftijden in Genesis 5 zijn buitengewoon. Ze blijven echter niet: meer jaren betekent meer kwaad. Al in Genesis 6:3 bepaalt God dat de leeftijd van zijn rebelse beelddragers korter wordt. Deze beslissing wordt gradueel maar toch resoluut ingevoerd, zodat tegen Genesis 11 de vermelde leeftijden aanmerkelijk zijn verminderd. In latere verslagen leven er nog weinigen langer dan 120 jaar. Maar wat ook hun leeftijd, het uiteindelijke resultaat is hetzelfde: ‘daarna stierf hij’.
Het hedendaagse westerse denken vindt de dood zo beangstigend dat het in beleefde conversaties het laatste taboe vormt. Vandaag kun je makkelijk praten over seks en financiën en men fronst niet eens de wenkbrauwen. Maar breng je de dood ter sprake, dan voelen mensen zich op zijn minst ongemakkelijk. Zelfs veel christenen denken over hun geloof bijna uitsluitend in termen van wat het nu voor hen doet, eerder dan dat het hen voorbereidt op een dusdanige manier voor de eeuwigheid dat dit een verandering brengt in hoe ze nu leven.
God wil niet dat we onze ogen sluiten voor de gevolgen van de zonde, voor de onvermijdelijkheid van de dood. Maar toch bevat dit hoofdstuk een stralende uitzondering: ‘En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen.’ (Gen. 5:24). Het is bijna alsof God toont dat de dood ontologisch (volgens de zijnsleer, JL) niet noodzakelijk is, dat zij die met God wandelen op een dag de dood zullen ontsnappen. Dat er zelfs voor hen die sterven nog hoop is – in Gods genade – op een leven na onze onvermijdelijke dood. Maar het is verbonden met onze wandel met God. Er zal de rest van de Bijbel voor nodig zijn om verder te verklaren wat dit betekent.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.