indekerk

Genesis 6 – Vrome daden kunnen in werkelijkheid net het tegenovergestelde zijn

Genesis 6, Mattheüs 6, Ezra 6, Handelingen 6

De eerste drie delen van Mattheüs 6 (dat zelf het centrale hoofdstuk vormt van de Bergrede) behandelen 3 fundamentele daden van vroomheid in het judaïsme: geven aan de behoeftigen (traditioneel ‘aalmoezen geven’ genoemd), gebed en vasten (Matt. 6:1-18).

De gemeenschappelijke link is treffend: Jezus erkent hoe makkelijk het is voor zondaars om zich te engageren in waardevolle, menslievende en zelfs religieuze activiteiten, minder om te doen wat recht is dan om bewonderd te worden omwille van dit rechtdoen. Als het belangrijker geacht wordt om gezien te worden als vrijgevig dan om vrijgevig te zijn, als het belangrijker is een reputatie te krijgen van bidder dan om een bidder te zijn als alleen God je hoort, als vasten iets is waar we ons alleen aan wijden als we er vrij mogen over praten, dan worden deze vrome daden net het tegenovergestelde.

De beste manier om te ontdekken hoe betrouwbaar we zijn op elk van deze terreinen is om die daden zo in het verborgen te doen dat niemand er van weet behalve God. Dus wees vrijgevig, maar vertel niemand wat je geeft (6:1-4). Sta erop dat zelfs de ontvangers er discretie over bewaren. Bid veel meer in het verborgen dan je dit publiek doet (6:5-8). En jazeker, vast – maar vertel het aan niemand (6:16-18). Voor het middelste van deze drie vroomheidsdaden is er een verdere test: onderneem geen pogingen om je hemelse Vader vergeving te vragen als je zelf onwillig bent om te vergeven (6:14-15).

In elk van deze drie traditionele vroomheidsdaden wordt het ware christelijke leven gekenmerkt door een eenvoudig maar diepgaand verlangen om God welgevallig te zijn, en niet door de drang naar uiterlijk vertoon, die er in werkelijkheid meer belang aan hecht om bij anderen de indruk te wekken dat we voor God leven.

De laatste twee delen van het hoofdstuk gaan verder met het testen van onze diepste motieven. (1) Ten eerste zegt Jezus ons om schatten te verzamelen in de hemel, want onze harten zullen onvermijdelijk naar onze schatten uitgaan. Wat we uiteindelijk kostbaar achten zal aan onze ‘harten’ trekken – onze persoonlijkheid, onze dromen, onze tijd, onze verbeelding, wie we diep van binnen zijn – en we zullen ze nastreven. Dat ding wordt onze God. Als hetgeen we waardevol achten louter materieel is, is materialisme onze god. Maar als alles wat we koesteren het meest behoort tot de eeuwige dingen, dan zal ons hele wezen nastreven wat van betekenis is voor de eeuwigheid. (2) Ten tweede zegt Jezus ons dat een oprechte en trouwe relatie met God weigert om zich te geven aan eindeloze, nodeloze bezorgdheid. We kunnen God vertrouwen – zijn wijsheid, zijn goedheid, zijn voorzienige beschikkingen – zelfs in deze gebroken boze wereld. Hem niet vertrouwen verraadt het heidense karakter van onze harten.

Kortom: zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid (6:33).

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn