Genesis 34, Markus 5, Job 1, Romeinen 5
Films en boeken over wraak zijn zodanig vanzelfsprekend in de populaire cultuur dat we maar zelden stilstaan bij de dubbelzinnige, bijtende aard van zonde. Er zijn alleen good guys en bad guys, goeieriken en slechteriken. Maar in de echte wereld is het verre van ongewoon als zonde niet alleen de boosdoeners aantast maar ook hen die zichzelf rechtvaardigen als ze verontwaardigd de slechtheid beantwoorden. De enigen die in dit vreselijke verslag van verkrachting en plundering in dit hoofdstuk geen verwijt krijgen, zijn de slachtoffers: Dina zelf, natuurlijk, en de Sichemieten die, hoewel ze niet verbonden zijn met de schuld van Hamors zoon of het bedrog van Hamor, ofwel afgeslacht ofwel tot slaven gemaakt worden.
Sichem, de zoon van Hamor, is zeker schuldig. In het licht van zijn verkrachten van Dina lijken zijn inspanningen om de bruidsprijs te betalen en de overeenkomst te regelen met de andere mannen om zich te laten besnijden, minder op edelmoedige verzoening dan op besliste en bewuste zelfzucht, een soort voortdurende verkrachting via andere middelen. De redenering van Hamor en zijn zoon wordt ingegeven door eigenbelang en gekarakteriseerd door halve waarheden, zowel wanneer ze Jakobs gezin als wanneer ze hun eigen volk benaderen. Ze erkennen hun onrecht niet en spreken niet rechtuit. En ze proberen hun eigen volk erin te luizen door hun hebzucht te prikkelen.
Je kan begrip opbrengen voor het feit dat Dina’s broers ‘zeer gegriefd’ en ‘toornig’ zijn (34:7), maar hun daaropvolgende daden vallen niet te verdedigen. Met buitengewone dubbelhartigheid gebruiken ze het belangrijke religieuze gebruik van hun geloof als een middel om de dorpsbewoners uit te schakelen (het woord ‘stad’ verwijst naar een gemeenschap van elke grootte). Daarna maken ze hen af en nemen hun vrouwen, kinderen en rijkdom als buit. Is daar iets bij dat Dina eert? Is daar iets bij dat God behaagt?
Zelfs Jakobs rol is minstens dubbelzinnig. Zijn oorspronkelijke stilzwijgen (34:5) was mogelijk niet meer dan een politiek middel, maar het lijkt niet nobel en niet principieel. Zijn uiteindelijke conclusie (34:30) is ongetwijfeld een correcte analyse van de negatieve politieke gevaren, maar biedt geen recht en ook geen alternatief.
Wat draagt dit hoofdstuk bij tot het boek Genesis en bij uitbreiding tot de canon?
Veel. Om te beginnen herinnert dit hoofdstuk ons aan een terugkerend patroon. Precies omdat God weeral eens in een crisissituatie genadig en met hulp is tussengekomen ten behoeve van zijn volk (zoals Hij doet in Gen. 32-33), betekent daarom niet dat er niet langer moreel gevaar is of dat er niet wordt afgedreven richting bedrog. Bovendien wordt weeral eens duidelijk dat de lijn van de belofte niet gekozen is omwille van de intrinsieke superioriteit; impliciet is dit hoofdstuk een argument voor de voorrang die de genade krijgt. Schijnbaar is de crisis bij Sichem het feit dat de familie terug naar Bethel brengt (Gen. 35:1, 5), wat Jakobs rondtrekken beëindigt en, belangrijker nog, de lezer eraan herinnert dat ‘het huis van God’ belangrijker is dan elke louter menselijke woonplaats.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.