Genesis 33, Markus 4, Esther 9-10, Romeinen 4
De zogenaamde gelijkenis van de zaaier (Markus 4:1-20) zou misschien beter de gelijkenis van de bodems genoemd worden, want het variabel element dat de gelijkenis leven en diepte geeft is de variatie in het land waarop het zaad wordt uitgestrooid.
Omdat Jezus de verklaring geeft van zijn eigen verhaal, mag er geen twijfel bestaan over de punten waarop de meeste nadruk ligt. Het zaad is het ‘woord’, d.i. het Woord van God, dat hier gelijkstaat met het evangelie, het goede nieuws van het koninkrijk. Het woord wordt breed verkondigd, zoals een landbouwer uit de oudheid ook met de hand het zaad uitstrooit.
Onvermijdelijk valt er wat van het zaad op een bodem die om een of andere reden ontoegankelijk is. Misschien komt het door het aangestampte vuil van het pad, of misschien komen er vogels die het zaad opeten voor het zich in de grond kan nestelen en ontkiemen, of misschien groeit het in de schaduw van doornstruiken die er het leven uit knijpen, of misschien ontkiemt het in losse grond met rotsachtige kalkbodem net onder het oppervlak. In dit laatste geval kunnen de wortels niet zeer diep gaan om het noodzakelijke vocht op te nemen.
De parallellen met de manier waarop mensen het woord horen liggen voor de hand. Sommigen zijn hard en weerstaan elk woord dat binnenkomt. Anderen zijn snel afgeleid door de speeltjes die satan snel tevoorschijn haalt; anderen ondervinden dat zorgen en rijkdom (in het Engels ‘worries and wealth, the terrible Ws’) alle belangstelling voor geestelijke zaken versmachten. Nog weer anderen horen het woord van God met vreugde aan en lijken het meest belovend van de oogst, maar ontwikkelen geen wortels die diep genoeg gaan om leven te kunnen onderhouden. Maar dank God voor de bodem die vrucht voortbrengt, soms zelfs in overvloed.
Zoveel is al duidelijk. Maar twee andere kenmerken van deze gelijkenis verdienen onze verdere aandacht.
Het eerste is dat deze gelijkenis, zoals zoveel andere, de wijdverspreide visie bijstelt dat wanneer de Messias komt, er meteen een climax komt, een definitieve breuk: de schuldigen en onreinen zouden dan veroordeeld worden, en de rechtvaardigen en reinen zouden genieten van een herscheppende heerschappij. Dit is hoe het uiteindelijke koninkrijk er zou uitzien.
Maar Jezus schetst het komende koninkrijk toch een beetje anders. In de gelijkenis van het mosterdzaad (4:30-32) bijvoorbeeld, waar het koninkrijk als een boom is die klein begint en uitgroeit tot iets aanzienlijks; hier is sprake van groei en niet van een apocalyptische climax. Zo ook bij de gelijkenis van de zaaier: voorlopig zal het woord overal gezaaid worden, en mensen zullen er verschillend op reageren, met zeer uiteenlopende rendementen tot gevolg.
Het tweede is dat niet allen van hen die aanvankelijk tekenen van leven van het koninkrijk vertonen, ook werkelijk wortel schieten en vrucht voortbrengen. Die waarheid roept ons op tot bezinning en zelfonderzoek.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.