Genesis 31, Markus 2, Esther 7, Romeinen 2
De 3 meest gebruikelijke godsdienstige daden voor veel joden waren gebed, vasten en geven van aalmoezen (d.i. geld geven aan de armen). Dit is ook de reden dat toen Jezus’ discipelen het niet zo nauw leken te nemen met het tweede, dit wel vragen moest oproepen. De farizeeën vastten en de discipelen van Johannes de Doper vastten. Maar vasten was niet karakteristiek voor Jezus’ discipelen. Waarom niet? (Markus 2:18-22)
Jezus’ antwoord wekt verbazing: ‘En Jezus zeide tot hen: Kunnen bruiloftsgasten dan vasten, terwijl de bruidegom bij hen is? Zolang zij de bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten. 20 Er zullen echter dagen komen, dat de bruidegom van hen weggenomen is en dan zullen zij vasten, te dien dage’ (2:19-20). Hier is Jezus, heel zelfbewust, zich welbewust dat Hijzelf de messiaanse Bruidegom is, en dat de gepaste reactie in zijn tegenwoordigheid vreugde is. Het koninkrijk was komende, de koning was al aanwezig, de dag van de beloofde zegeningen brak aan. Dit was niet een tijd voor smart, waar het vasten een teken van was.
Maar toen Jezus verder sprak over de bruidegom die zou weggenomen worden van zijn discipelen, een gebeurtenis die voor rouw zou zorgen, dan valt het zeer te betwijfelen of iemand op dat moment de betekenis van de uitsprak kon vatten. Uiteindelijk zou er toch gerechtigheid zijn bij de komst van de Messias, en God zou toch triomferen? De hele analogie van de bruidegom werd wazig.
Maar de puzzelstukken zouden in elkaar passen na Jezus’ dood en opstanding, nadat Hij tot de heerlijkheid verhoogd was en na de belofte van zijn komst aan de voleinding van de eeuw. De discipelen zouden uitgesproken droefheid doormaken gedurende de drie dagen van het graf, voor Jezus’ glorieuze opstanding voor altijd hun wanhoop zou wegnemen. En terwijl Jezus’ discipelen op de gezegende terugkomst van hun Meester wachten en ze de aanvallen van de boze ondervinden, zouden ze in afgezwakte zin nog steeds periodes van lijden ondervinden die vastenperiodes vereisen. Maar nu nog niet. Op dit moment zijn smart en vasten ronduit ongepast. De beloofde Messias, de hemelse bruidegom, was onder hen.
Jezus maakt duidelijk dat de traditionele levensstructuren en godsdienstige vormen zouden veranderen met de komst van het koninkrijk. Het zou ongepast zijn om het nieuwe op het oude te enten, alsof het oude de ondersteunende structuur vormt – net zo goed als het ongepast is om een grote scheur in een oud kleed te herstellen met een nieuw stuk stof dat nog niet gekrompen was. Of om oude en broze wijnzakken te gebruiken om nieuwe wijn in op te slaan die nog moest gisten: de vrijkomende gassen zouden ongetwijfeld de oude zakken doen barsten. Het oude is niet de ondersteuning voor het nieuwe; het verwijst er naar, bereidt er op voor, en ruimt dan veld. Zo bereidt Jezus zijn discipelen voor op de gigantische veranderingen die op komst waren.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.