indekerk

Genesis 23 – Wat denkt u van de Christus?

Genesis 23, Mattheüs 22, Nehemia 12, Handelingen 22

De slotverzen van Mattheüs 22 (Matt. 22:41-46) bevatten een van de meest intrigerende gesprekken uit de evangeliën. Jezus pareerde net succesvol een reeks lastige vragen die eerder bedoeld waren om Hem in de val te lokken dan om de wijze antwoorden te ontlokken die hij in werkelijkheid geeft. Nu stelt Hij zelf een vraag: ‘Wat dunkt u van de Christus (d.i. Messias, JL)? Wiens zoon is Hij?’ (22:42).

Sommige Joden dachten dat er twee Messiassen zouden zijn – een uit de lijn van David (de stam Juda) en een uit de stam van Levi. Maar het hoeft niet te verwonderen dat de farizeeën hier het correcte antwoord geven: ‘Davids Zoon’ (22:42). Maar dan laat Jezus de bom barsten: ‘Hoe kan David Hem dan door de Geest zijn Here noemen, als hij zegt: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb’ (22:43-44).

Jezus citeert hier Psalm 110, die volgens de betiteling beschreven wordt als een psalm van David. Had slechts een hoveling de psalm geschreven had, dan zou je onder zijn beschrijving ‘De Here heeft gezegd tot mijn Here’ verstaan dat hij wil zeggen: De Here (God) heeft gezegd tot mijn Here (de koning)’. In feite is dit ook de manier waarop veel liberale uitleggers de psalm interpreteren – dit betekent dan natuurlijk dat ze moeten negeren wat de boventitel zegt. Maar als Dàvid de psalm schreef, dan moet de ‘mijn Here’ die hij aanspreekt, iemand anders zijn dan hijzelf.

De uitleg die over de jaren heen door veel bijbelstudenten gegeven wordt,  zowel Joden als Christenen, is correct: David, die ‘door de Geest’ een zogenaamde profetische psalm schrijft (d.i. met een profetie die rechtstreeks door de Geest wordt ingegeven), verwijst naar de Messias die zou komen: ‘De Here (God) heeft gezegd tot mijn Here (de Messias)’. En wat hij zei in de rest van de psalm, bevestigt Hem als universeel koning en volmaakt priester.

In een tijd waarin familiale hiërarchie betekende dat de zoon altijd gezien werd als in zekere mate minder dan de vader, maakt Jezus nu zijn punt af: ‘Indien David Hem (d.i. de Messias) dus Here noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?’ (22:45).

De implicaties zijn verbijsterend. De Messias in de lijn van David zou aan de ene kant ongetwijfeld Davids zoon zijn, weliswaar met een millennium van David gescheiden, maar niettemin in de lijn van de troonsopvolging. Maar aan de andere kant zou Hij zo groot zijn dat zelfs David Hem moet aanspreken met ‘mijn Here’. Elk ander beeld van de Messias is te klein, doet Hem teveel tekort. De Oudtestamentische teksten wezen generaties vroeger al in de juiste richting. Maar er zullen altijd mensen zijn die de simplificaties van het reductionisme verkiezen boven de wijsheden van de openbaringen in de hele Bijbel.

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn