Exodus 35 – ‘Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven’
Exodus 35, Johannes 14, Spreuken 11; Efeziërs 4 De afscheidsrede die begint in Johannes 14 bevat buitengewoon rijk materiaal over de Heilige Geest. Een paar hoogtepunten: In het Grieks wordt elk zelfstandig naamwoord grammaticaal aangeduid als mannelijk, vrouwelijk of neutraal. Het woord voor ‘geest’ is neutraal. Wanneer een bijvoeglijk naamwoord verwijst naar ‘geest’, dan zou […]
Exodus 34 – God, groot van goedertierenheid en trouw
Exodus 34, Johannes 13, Spreuken 10, Efeziërs 3 Wanneer Mozes aan het eind van het voorgaande hoofdstuk vraagt om Gods heerlijkheid te mogen zien, krijgt hij (zoals we zagen) de belofte dat God iets van zijn goedheid zal vertonen (33:19). Maar niemand, zelfs Mozes niet, kan Gods aangezicht zien en leven (33:20). Dus maakt de […]
Exodus 33 – ‘Moet ik dan zelf meegaan om je gerust te stellen?’
Exodus 33, Johannes 12, Spreuken 9, Efeziërs 2 Men kan Exodus 33 niet verstaan zonder twee dingen te begrijpen: (1) De tabernakel was nog niet gebouwd. De ‘tent der samenkomst’ die buiten de legerplaats werd opgeslagen (33:7) en waar Mozes ging om het aangezicht van God te zoeken, moet daarom een tijdelijke regeling geweest zijn. […]
Exodus 32 – Mozes, een buitengewoon middelaar
Exodus 32, Johannes 11, Spreuken 8, Efeziërs 1 Exodus 32 is tegelijk een van de dieptepunten en een van de hoogtepunten in de geschiedenis van Israël. Slechts maanden na de bevrijding uit de slavernij in Egypte, tonen de Israëlieten zich zo onberekenbaar dat het wegblijven van Mozes op de berg (slechts veertig dagen) hen voldoende […]
Exodus 31 – Jezus is de goede herder
Exodus 31, Johannes 10, Spreuken 7, Galaten 6 In de uitgebreide gelijkenis van de herder in Johannes 10 blijft Jezus de breedte en toepassingen van de gelijkenis uitwerken terwijl Hij talrijke punten langsgaat. We kunnen er een aantal van oppikken: Voor de bijbelkenner is het moeilijk om niet aan Ezechiël 34 te denken. Daar kondigt […]
Exodus 30 – Wij zien! (of toch niet)
Exodus 30, Johannes 9, Spreuken 6, Galaten 5 Zoals de spijziging van de vijfduizend voorafgaat aan de uiteenzetting over het brood des levens, zo gaat Jezus’ genezing van de blindgeborene in Johannes 9 vooraf aan enkele kortere commentaren over de aard van geestelijke blindheid en geestelijk zien. Sommige van de autoriteiten vonden het moeilijk te […]
Exodus 29- ‘Omdat Ik u de waarheid zeg – Mij gelooft gij niet’
Exodus 29, Johannes 8, Spreuken 5, Galaten 4 Twee opmerkingen over Johannes 8:12-51. Reeds in Johannes 7:7 zei Jezus tegen zijn broers: ‘U kan de wereld niet haten, maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig, dat haar werken boos zijn’. Zowel in eigen persoon als in zijn compromisloze woorden is Jezus zo aanstootgevend […]
Exodus 28 – Waardigheid en aanzien voor de priester
Exodus 28, Johannes 7, Spreuken 4, Galaten 3 De priesterkleren die God voorschrijft (Ex. 28) zijn vreemd en kleurig. Misschien dat sommige van de details ervan niet bedoeld waren om symbolisch gewicht te dragen, maar dienden ze mee het doel van het ensemble op zijn geheel: Aäron en zijn zonen ‘waardigheid en aanzien’ geven (28:2, […]
Exodus 27 – Hemels brood
Exodus 27, Johannes 6, Spreuken 3, Galaten 2 Jezus verklaart dat Hij het ‘brood des levens’ is (Johannes 6:35), het ‘brood van God’ (6:33). De taal is natuurlijk beeldspraak. Dit wordt duidelijk gemaakt door Johannes 6:35, waar de metafoor een beetje wordt uitgelegd: ‘Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer […]
Exodus 26 – De Zoon doet alles wat de Vader doet
Exodus 26, Johannes 5, Spreuken 2, Galaten 1 Een van de meest treffende Bijbelse passages in verband met wat het betekent om te belijden dat Jezus Christus de Zoon van God is, vind je in Johannes 5:16-30. In een voorindustriële cultuur doet de meerderheid van de zonen wat hun vader doet. Een bakkerszoon wordt bakker, […]