door Herman Spaargaren – Dit boekje is heel interessant voor wie op de hoogte is van de Nederlandse politiek. Het behandelt het begrip ‘verschuivende panelen’. Vroeger hadden we het over ‘verzuiling’, waarmee we bedoelden dat mensen met een soortgelijk geloof of gedachtengoed zich verenigden in politieke partijen en daar heel trouw aan bleven. Dat was in de jaren ’90 al veranderd. Er kwam ‘ontzuiling’. Men bleef niet meer trouw aan de vaste politieke partij, maar koos op basis van beleidspunten in de verkiezingsplannen van de partijen voor die partij waar een gewenst punt het best naar voren werd gebracht.
Na die tijd blijkt echter dat er veel meer veranderd is in de maatschappij. De eertijds altijd overheersende christelijke partijen hebben hun overwicht verloren en de seculiere partijen hebben hun positie overgenomen. De meerderheid is de minderheid geworden en andersom. Daarom spreekt de schrijver van ‘verschuivende panelen’. Beide groepen moeten met deze nieuwe situatie leren om te gaan. Dit principe kun je in België ook duidelijk herkennen, doordat het CD&V zijn dominante positie is kwijtgespeeld. In dit boekje worden alle voorbeelden uit de Nederlandse politiek genomen.
Bladzijde 13 is zeer belangrijk om de redenering van het boekje te volgen. Hier staat namelijk een tabel met daarin de verschuiving van het aantal ‘theïsten’ en ‘Ietsisten’ ten opzichte van het aantal ‘agnosten’ en ‘atheïsten’ over de jaren 1966 tot 2015. Hier zie je dat het aantal gelovigen in 1966 nog op 78% stond ten opzichte van 22% niet-gelovigen, terwijl dat in 2015 42% gelovigen ten opzichte van 58% niet-gelovigen is geworden.
Hierdoor hebben gelovigen de neiging om steeds te jammeren (calimero-gedrag) bij alle zaken die ze aan het verliezen zijn: abortus, euthanasie, homohuwelijk, rituele slacht, weigerambtenaar, positie van de vrouw, … Dit terwijl de nieuwe meerderheid de nieuw verworven positie graag uitbuit om de oude meerderheid te laten merken dat hun invloed verdwenen is en daarom juist de gevoelige standpunten aanvalt (bokito-gedrag).
Hierna is bladzijde 34 van cruciaal belang, omdat de schrijver daar vier typen mensen onderscheidt. (1) Degenen die de grondwet en de fundamentele rechtsbeginselen verdedigen. (2) Degenen die belachelijk maken wie het niet met hen eens zijn. (3) Degenen die vinden dat ze absoluut gelijk hebben, maar anderen de vrijheid gunnen om daar anders over te denken. (4) Degenen die het interessant vinden om anderen te ontdekken en ontmoeten die anders over bepaalde zaken denken dan zij.
De schrijver hoopt de ‘gelovigen’ die zich nu als jammerende calimero’s gedragen, zover te krijgen dat ze van hun ‘rechten’ afzien en ruimte geven aan mensen die daar helemaal anders over denken. Aan de andere kant wil hij de nieuwe leiders oproepen om niet als bokito’s alles wat er was onderuit te schoffelen, maar rekening te houden met de principes van de nieuwe ‘minderheid’.
De schrijver gaat daarbij zo ver, dat hij van christenen verwacht dat ze toevoegingen als ‘bij de gratie Gods’ op eigen initiatief uit de grondwet laten schrappen, zodat er ruimte komt voor andersdenkenden, zonder dat er een strijd voor geleverd moet worden. Op dit punt raakt de schrijver mij als ‘babyboomer’ kwijt, omdat ik het nooit van een christelijke partij zou accepteren, als die bij zou dragen aan het uithollen van de ‘christelijke’ restanten in onze maatschappelijk bestel. Dat is gewoon niet de houding die je van onze generatie mag verwachten. Wij zullen strijdend ten onder gaan, in de ‘zekerheid’ dat we uiteindelijk zullen overwinnen. Hiermee heeft de schrijver het belang van zijn stelling dan ook duidelijk gemaakt. De panelen zijn verschoven, leer daar dus mee te leven en blijf niet strijden voor zaken die al lang verloren zijn. Je zou meer bereiken als je op een positieve manier probeert mee te denken met de nieuwe meerderheid en zo op zoek gaat naar een aanvaardbaar compromis of de ruimte die beiden nodig hebben.
Cors Visser, Seculiere bokito’s en christelijke calimero’s, (Buijten en Schipperheijn, 2016, 64 blz.)