indekerk

Ruimte voor gebrokenheid

unknowndoor Filip De Cavel –

“Als je niet je pijn omvormt, besmet je jouw omgeving.” (Richard Rohr). Misschien wat stellig maar precies wat in me opkwam na het lezen van ‘Ruimte voor Gebrokenheid: Plaats voor lijden in de eredienst’ (2016). Dit betekent voor een geloofsgemeenschap dat zij mee kan instaan voor een goede ‘pijnbestrijding’ of juist niet. Een tweede reactie die in me opkwam: “Eindelijk!” Dit doordacht betoog over het geknakte riet komt verre van te vroeg. Een laatste reactie kwam in de vorm van een reflex: welk lied uit de zangbundel die onze kerk gebruikt (Opwekkingsbundel), springt me nu te binnen als exemplarisch voor waar van Ommen op doelt? Ik laat u nog even in spanning.

Niet klagen maar dragen?
De volgende vraag ligt ten grondslag aan dit boek: “Hoe kan de eredienst ruimte bieden voor het verdriet van mensen, voor hun pijn, hun gebrokenheid — het lijden?” Een antwoord dat van Ommen staaft met resultaten uit een onderzoek bij kerkgangers, inclusief zijn theologische reflectie  op deze resultaten.

Herkenbaar of niet, maar nu lijkt het vaak een verhaal van “niet klagen maar dragen!” Evengoed  behandelen we pijn en verdriet door een (over)compensatie aan opwekkingsliederen (letterlijk: opwekkende en opgewekte liederen). Misschien worden de sombere, serene of rustige liturgische elementen geweerd uit uw zondagse repertoire? Of durf je als kerk de stilte aan, ongemakkelijk en confronterend als die is? Stilte is overigens geen afwezigheid van geluid — altijd is er wel een kuch, een schuivende stoel of onrustig kind te horen. Stilte dient om intentionele ruimte scheppen voor rust en innerlijke reflectie, en dat soort stilte kan best overweg met gebeurlijk geluid.

God benaderen
Van Ommen behandelt een domein dat me als evangelicale eredienstleider mateloos boeit. De zangdienst met al haar onderdelen is meer dan een publieksopwarmer voor de prediking, meer dan een feestelijk halleluja-moment. Ze is, zoals van Ommen het treffend schetst, een plek waar “onze situatie in al zijn rauwheid en onze gevoelens met alle scherpe kantjes in gebed” mogen beleefd worden. Mozes, Job, Jeremia, Jezus en de schrijver van Psalm 13 dienen in van Ommens oproep als voorbeelden van berusting én beklag, protest en verdriet. God laat zich kennen als een God die mag benaderd worden, die mag bevraagd worden. Dit klinkt tot nog toe als vanzelfsprekend, maar hoe aanwezig zijn die gedachten in het concreet samenkomen met andere gelovigen?

Van Ommen opent onze ogen voor een benadering die misschien wat vreemd kan klinken in onze (evangelische) oren. Het is een zienswijze die de eredienst interpreteert als “het samenkomen van de verhalen van God en mensen”. We zijn wezens gekenmerkt door verhalen (storied beings). We vertellen ze niet alleen, we zijn ze ook, ja, ook als we samenkomen in de eredienst. Zo biedt de eredienst ruimte voor een “opvoering van die verhalen, waarbij sacrale en alledaagse verhalen worden gepresenteerd en zo samenkomen in een overkoepelend verhaal”. Dit wordt uitgediept op een verstaanbare manier waarbij van Ommen de kenmerken en dimensies van dit ‘narratief paradigma’ bespreekt. Lied 378 — jawel het lied waar ik het eerst aan dacht — uit de Opwekkingsbundel (The Servant Song/Ik wil jou van harte dienen) mag dienen als voorbeeld. Dit lied brengt de verhalen bij elkaar onder de metafoor van reizen (pelgrims, leeftocht, weg, gegaan) op weg van hier naar daar. De Engelse versie is hier nog duidelijker in. En bij het ‘daar’ zullen we staan zingen, samen.

Narratieve competentie
Van Ommen, zelf Anglicaan en dus meer thuis in de traditionele liturgie, benoemt een spanning die me als evangelicaal niet vreemd is wanneer ik reflecteer over deze narratieve benadering. Voor zover ik dat wil, ben ik eigenlijk wel in staat mijn verhaal te doen aansluiten in de context van de eredienst? Of laat ik mijn verhaal bij de inkomdeur achter en geef ik me over aan de sfeer, de muziek of de triomfantelijke realiteit van Gods overwinning op de dood, zonder meer? In essentie vraagt van Ommen zich af hoe we onze realiteit onder woorden mogen en kunnen brengen in een gemeenschappelijk gebeuren met het besef dat de realiteit vanuit Gods standpunt aanknopingspunten biedt tot herstel en genezing. Deze verhaallijnen laten samenkomen vraagt om liturgische kunstzinnigheid maar vooral om een pastorale aanpak. Ze vraagt de nodige “narratieve competentie”. Ter illustratie: “Als de wekelijkse eredienst gekenmerkt wordt door een ‘happy-clappy’ sfeer, dan zal een depressief persoon het moeilijk hebben om zijn verhaal te herkennen”. Is dit van Ommens roep om de blijdschap te weren? Dat zou hij stellig ontkennen. Alle gemoedstoestanden mogen aan bod komen. Eerder is het een oproep aan de toehoorder én de verteller (o.a. de eredienstleider) om het relationeel gebeuren uit te diepen door middel van de liturgische elementen zoals zang, prediking, gebed, het Heilig Avondmaal en de evangelische after-party, het koffiemoment. Op welke liederen vallen we terug wanneer er zich een nationale ramp heeft voorgedaan? Welke bijbelteksten passen bij de pijn van een Goede Vrijdag? Benoem het lijden en schakel niet te vlug van klacht naar hoop. Impliciet boodschap je dan aan de hoorder dat geloofstwijfel of opstandigheid er niet mogen zijn of toch niet te lang.

De ondertoon die de kerkdienst
Van Ommen beperkt zich niet alleen tot de eredienst maar pleit voor een verandering in attitude die inbedding vindt in het gehele gemeenteleven. Van Ommen gaat op zoek naar “de ondertoon die de kerkdienst draagt”. Die ondertoon moet gekenmerkt zijn door een DNA van verzoening die uitmondt in het omarmen van tegenstellingen, in de eer van de ander hooghouden, in de gastvrijheid voor de vreemdeling. Hier schittert van Ommen door de lezer te overvallen met de vraag of ‘lijden’ niet de vreemdeling in ons midden is. “Dikwijls stoot lijden af.” De lijdende mens in ons midden vraagt niet noodzakelijk of in de eerste plaats om “Wij zijn meer dan overwinnaars” uit de speakers te laten knallen. Omarm en benoem hun lijden, wek hoop op, wandel naast hen mee, ook in een liturgische context.

“Dan zal het volmaakte komen
als wij zingend voor Hem staan .
Als wij Christus’ weg van liefde
en van lijden zijn gegaan.”

(“Ik wil jou van harte dienen”)

Over de auteur: Léon van Ommen was jarenlang verbonden aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) en is niet helemaal onbekend met de Evangelische kerken in Vlaanderen. Het onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit boek heeft van Ommen uitgevoerd als doctoraatsstudent aan de ETF.

Léon van Ommen, Ruimte voor gebrokenheid: Plaats voor het lijden in de eredienst, (Uitgeverij Kok, Utrecht, 2016, 196 blz.)

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn