1 Samuel 2, Romeinen 2, Jeremia 40, Psalmen 15-16
Waar Romeinen 1 het hele menselijke ras veroordeelt, focust Romeinen 2 specifiek op Joden. Ze hebben enorme voordelen in het feit dat zij de ontvangers van de Wet waren – de openbaring van God die hen door Mozes bij de Sinaï gebracht werd.
Maar ook hier, zo argumenteert Paulus, zijn allen veroordeeld; want bezit van de wet op zichzelf redt niet. Tegen 3:19-20 benadrukt de apostel expliciet dat zij ‘die onder de wet zijn’ het zwijgen opgelegd wordt, samen met hen die zonder wet zijn: allen zijn onder de zonde. Dit bereidt de weg voor de glorieuze oplossing van het evangelie (3:21-31).
Hier in Romeinen 2, echter, is er een paragraaf die aanzienlijke discussie heeft veroorzaakt (Rom. 2:12-16). In vers 12 leert Paulus de algemene les dat God mensen oordeelt op basis van wat zij weten, niet van wat zij niet weten. Vandaar: ‘Want allen, die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan; en allen, die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden’ (2:12).
Op een gelijkaardige manier verbond Jezus menselijke verantwoordelijkheid met menselijke voorrechten: hoe meer we weten, hoe meer we verantwoordelijk geacht worden (Mat. 11:20-24). Louter bezit van de wet is niets waard. Deze (Joden) zijn rechtvaardig, die de wet gehòòrzamen.
Dan voegt Paulus toe: ‘Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers, zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten medegetuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen’ (2:14-15).
Veel schrijvers menen dat dit betekent dat sommige heidenen waarlijk gered kunnen zijn zonder ooit van Jezus gehoord te hebben, want uiteindelijk zegt Paulus dat sommige heidenen ‘van nature doen wat de wet gebiedt’, en benadrukt hij dat hun geweten hen zelfs kan ‘verontschuldigen’ (of NBV: ‘vrijpleiten’).
Anderen proberen deze consequentie te vermijden door te argumenteren dat de positieve optie voor Paulus puur hypothetisch is. Maar Paulus argumenteert niet dat er een deelgroep is van heidenen die zo goed zijn dat hun gewetens altijd zuiver zijn, en dat ze daarom gered zullen worden.
Hij argumenteert eerder dat heidenen overal enige kennis hebben van goed en verkeerd, zelfs al hebben ze de wet niet, en dat dit aangetoond wordt door het feit dat ze soms dingen doen in lijn met de wet, en gewetens hebben die hen soms veroordelen en hen soms verontschuldigen.
Zijn argument is niet dat sommigen goed genoeg zijn om gered te zijn, maar dat allen door hun intuïtieve begrip van goed en verkeerd, een bewustzijn van dergelijke morele maatstaven, ongetwijfeld gegrond in de Imago Dei, dat ook zij genoeg kennis hebben om verantwoordelijk geacht te worden. Want Paulus gaat het er om aan te tonen dat ‘zowel de Joden als de andere volken, in de macht van de zonde zijn’ (3:9, NBV).
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.