indekerk

Romeinen 12 – Stel jezelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst

1 Samuel 14, Romeinen 12, Jeremia 51, Psalm 30

Een van de hoofdpunten die Paulus maakt in zijn brief aan de Romeinen, is het feit dat genade volledig kosteloos geschonken wordt, de verbazingwekkende maat van barmhartigheid die zowel Joden als heidenen gewonnen heeft. We zijn beiden schuldig; we zijn beiden gerechtvaardigd, vergeven en vernieuwd, dankzij de onmetelijke barmhartigheid van God.

In het licht van dergelijke ontferming moedigt Paulus zijn lezers aan ‘dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer’ (Rom. 12:1).

We zijn zo gewoon geraakt aan dit vers dat zijn vreemdheid ons niet langer treft. In de oude wereld moest een offerdier om te beginnen natuurlijk levend zijn, maar wat het tot een offer maakt is dat het gedood wordt. Maar Paulus wil dat we onze lichamen offeren als levende offers, dit wil zeggen, als voortdurende ‘offers’ die Gods ontferming beantwoorden door zichzelf toe te wijden aan Hem, niet op de laatste plaats ook onze lichamen. Dergelijke offers zijn ‘heilig en Gode welgevallig’. De idee is, dat in het licht van de onovertroffen ontferming die we ontvingen, Hem welgevallig zijn wel het minste zal zijn dat we voor Hem willen doen.

Dergelijke offers vormen onze ‘redelijke eredienst’. Het adjectief dat weergegeven wordt als ‘redelijke’, staat zowel voor ‘geestelijk’ als ‘redelijk’ of misschien ‘rationeel’. Dit zijn geen offers die gebracht worden in een tempel, beginnend met het aflaten van het bloed, voortgezet met het verbranden van het lichaam en afgewerkt door het selectief eten van het vlees.

De eredienst in het nieuwe verbond is niet langer verbonden met de tempel en de rituele voorschriften van het verbond van de Sinaï. De manier waarop we leven, als respons op de ontferming van God, vormt het hart van de christelijke eredienst of aanbidding.

Willen we weten hoe dit er dan uitziet, toont het tweede vers ons dan de principes van de praktische uitvoering, en de daaropvolgende verzen geven er een concrete vorm aan. Onze lichamen tot levende offers stellen voor God betekent dat we niet langer het patroon van deze wereld volgen, maar veranderd worden door de vernieuwing van ons denken (12:2).

Met andere woorden, het gaat hier niet louter om uitwendig gedrag terwijl we innerlijk in de greep blijven van zorgvuldig gemaskeerde haat, begeerte, bedrog, jaloezie, hebzucht, vrees, bitterheid en hoogmoed. Waar het om gaat is de verandering van de manier waarop we denken, waarbij we ons denken in lijn brengen met de wegen en het Woord van God.

Dit zal alle verandering in gedrag voortbrengen die noodzakelijk is en wijs – en die verandering zal radicaal zijn.

Door die fundamentele verandering zullen we in staat zijn om te beproeven en onderscheiden in onze eigen ervaring wat Gods wil is – en we zullen het ‘goed, welbehaaglijk en volmaakt’ vinden (12:2).

In het licht van Romeinen 8:9 is de motiverende kracht achter deze verandering zonder twijfel de Geest van God. Maar die geweldige waarheid sluit onze inzet niet uit; ze vormt er de krachtbron van.

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn