1 Samuel 13, Romeinen 11, Jeremia 50, Psalmen 28-29
Romeinen 11 werd al uitgelegd op manieren die elkaar onderling tegenspreken. De ruimte ontbreekt hier om de uitleggingen op te lijsten, laat staan ze af te wegen. Ik zal eenvoudig de lijn van Paulus’ argumentatie uitleggen zoals ik die begrijp.
- Betekent Paulus’ argument in Romeinen 9-10 dat God ‘zijn volk’, d.w.z. de Israëlieten, volkomen verlaten heeft? Paulus schrijft een duidelijke ‘No way!’ – ‘Volstrekt niet!’ (11:1). Het eerste element in het bewijs van het tegendeel (11:1-6) is dat Paulus zelf een Jood is, namelijk een Benjaminiet (een van de twee stammen die de Davidische dynastie niet afvielen na de dood van Salomo). Met andere woorden: je kan niet zeggen dat God de Israëlieten verworpen heeft wanneer nog altijd Israëlieten gered worden.
Bovendien was het nooit zo dat àlle Israëlieten blijk gaven van veranderende genade. Bijvoorbeeld wanneer Elia wanhopig depressief is en denkt dat hij de enige overblijvende was, informeerde de Heer hem dat Hij nog zevenduizend trouwe Israëlieten had die zich nog niet hadden laten verleiden om de Baäls te aanbidden (1 Kon. 19:4, 10, 18; zie ook de overdenking van 16 oktober).
Zo is het in Paulus’ dagen als in de onze: God heeft een ‘overblijfsel’ van Joden gelaten die trouw bleken aan Gods voortgaande openbaring. Vanuit Gods perspectief is het een overblijfsel ‘naar de verkiezing der genade’ (of ‘uit genade’, NBV), en daarom niet op basis van iets dat zo zwak is als werken (11:5-6). - Maar als het volk in zijn geheel, in lijn met de profetieën uit de Schrift, zo lelijk gestruikeld is (11:7-10), betekent dit dan dat er voor hen geen hoop is, ‘dat zij wel vallen moesten? Volstrekt niet!’ (11:11). Want in de loop van Gods heilsplan, werd de belangrijke verharding van de Joden de aanzet voor het verspreiden van het evangelie onder de heidenen – en als ‘hun val rijkdom voor de wereld en hun tekort rijkdom voor de heidenen’ betekent, en ‘als hun verwerping de wereld verzoening heeft gebracht’, ‘hoeveel rijker zal dan de gave zijn wanneer zij zich allen hebben bekeerd’ en ‘wat kan dan hun aanneming anders betekenen dan leven uit de doden?’ (11:12, 15, geput uit diverse vertalingen omwille van de duidelijkheid, JL). Dit klinkt heel erg alsof Paulus een belangrijke wending voorziet die in zijn tijd nog toekomstig was. In de voorzienigheid van God heeft de ‘verwerping’ van een groot deel van Israël veel genade voor de heidenen betekend; de ‘aanneming’ van een groot deel van Israël zal nog meer genade betekenen voor de wereld. Paulus ziet voor zich een grote ommekeer tot Jezus van de kant van zijn Joden-volksgenoten, een wending die zal zorgen voor een nog grotere evangelieverkondiging wereldwijd.
- Paulus trekt een aantal praktische lessen voor zijn lezers die uit de heidenen komen, en hij gebruikt daarbij een vergelijking van een boom met takken die afgebroken zijn en geënt (11:17-25). Maar het culminerende hoogtepunt van zijn argumentatie is zijn lofzegging over de onschatbare wijsheid en kennis van God in het tot stand brengen van dit spectaculaire resultaat (11:33-36).
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.