Richteren 6, Handelingen 10, Jeremia 19, Markus 5
Het verslag van de bekering van Cornelius neemt veel ruimte in in het boek Handelingen. Nu het evangelie zich buiten zijn Joodse grenzen begeeft, wordt elke stap zorgvuldig in kaart gebracht. Eerst waren er de Samaritanen, een gemengd ras met een apart zicht op de Schrift. (Ze aanvaardden alleen de Torah, wat wij de Pentateuch noemen). Daarna kreeg je de Ethopische kamerling, die geen volwaardige proseliet kon zijn – maar (zou je kunnen argumenteren) misschien dat hij er een geweest was, ware hij niet verminkt geweest. Dan volgt de bekering van de man die de apostel van de volken zal zijn (zie 9:15).
Hier in Handelingen 10 is er dan de bekering van een godvruchtig persoon, een heiden die gehecht is aan de Schrift en aan de Joodse synagoge, die gekozen had om niet besneden te worden en dus een niet-gekwalificeerde proseliet – een bekeerling – van het judaïsme.
De apostel die God voorbereidt om naar Caesarea te gaan en het evangelie te prediken tot Cornelius en zijn huis is Petrus. Petrus’ herhaalde visioen ging over ritueel onrein voedsel. Drie keer wordt hem opgedragen onreine dieren te slachten en te eten; drie keer weigert hij, want hij beschouwt zichzelf gebonden aan de voedselvoorschriften van de Wet.
Velen hebben zich afgevraagd hoe Petrus zo hardleers kon zijn, gezien het feit dat, volgens Markus 7:19, Jezus al eerder een uitspraak had gedaan die alle voedsel rein verklaarde. Maar het is verre van duidelijk dat zijn discipelen de implicaties van Jezus’ uitspraak in die tijd verstonden. Markus schrijft later, rond 60 n.C., lang na de episode met Cornelius; en terwijl hij nadenkt over wat Jezus zei, ziet Markus de gevolgen van Jezus’ woorden in, die op het ogenblik zelf niet begrepen werden.
Zelfs de opdracht om het Evangelie overal te brengen, of Jezus’ aandrang dat mensen van overal ter wereld zouden komen en zich bij de aartsvaders zouden voegen in het koninkrijk der hemelen (Matt. 8:11), had de stukjes niet samengebracht voor de apostelen. Het moet ons dan ook niet verwonderen dat Petrus in deze fase nog een en ander aan het uitzoeken is.
Dus wordt hij wakker en vraagt zich af wat het visioen betekent. Voorzienige timing maakt het punt duidelijk. Koosjere Joden waren altijd zenuwachtig in een huis van iemand uit de volken – maar hier zendt God Petrus niet alleen om tijd door te brengen in een niet –koosjer heidens huis, maar om er het evangelie te prediken.
Aanvankelijk is er niemand die meer verrast is dan Petrus (10:28-29, 34), maar het duurt niet lang voor hij naar een alomvattende presentatie slingert van het evangelie voor deze heidenen. Zelfs terwijl Petrus nog aan het spreken is, wordt de Heilige Geest uitgestort over dit heidens gezin zoals Hij ook was uitgestort op de Joden op de Pinksterdag. Niemand is meer verbaasd dan Petrus en de Joden die met hem meereisden (10:45-47).
De initiële aandrang om met het evangelie van Jezus Christus de grenzen van ras en erfenis te overschrijden, kwam niet vanuit een comité dat wereldevangelisatie plant, maar van God zelf.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.