Richteren 19, Handelingen 23, Jeremia 33, Psalmen 3-4
Eer we bij Richteren 19 aankomen heeft de wet van de jungle al getriomfeerd in de jonge natie Israël.
De Leviet die ons op dit punt wordt voorgesteld neemt zich een bijvrouw. (Levieten werden verondersteld alleen maagden te huwen; zie. Lev. 21:7, 13-15). Maar ze wordt hem ontrouw en trekt eruit, ze keert terug naar het huis van haar vader. Na verloop van tijd wil de Leviet haar terug, dus reist hij naar Bethlehem waar hij haar ook vindt. Door een late start op de terugreis, halen ze hun thuis niet in een dag. Omdat ze verkiezen om geen halt te houden in een van de Kanaänietische steden, trekken ze door naar Gibea, een woonplaats van de Benjaminieten.
Een plaatselijke huiseigenaar waarschuwt de Leviet en zijn bijvrouw niet te overnachten op het stadsplein – dit is veel te gevaarlijk. En hij neemt hen mee naar zijn huis.
Tijdens de nacht wil een bende sterke herrieschoppers dat de huiseigenaar de Leviet naar buiten stuurt opdat ze hem kunnen verkrachten. Dit is schokkend. In de eerste plaats was het volgens de sociale standaarden van het oude Midden-Oosten ondenkbaar geen gastvrijheid te bewijzen – en zij willen een bezoeker zelfs onderwerpen aan een groepsverkrachting. En met het vorderen van het verslag wordt zelfs heel duidelijk dat ze zowel mannen als vrouwen willen misbruiken – het kan hen niets schelen.
Maar misschien komt het lelijkste moment in het verhaal wel wanneer de huiseigenaar, die zich de regels van gastvrijheid herinnert en ongetwijfeld ook bang is voor zijn eigen hachje, hen zijn dochter aanbiedt en de bijvrouw van de Leviet. Het verslag is droog en kort, maar er is niet veel verbeelding nodig om je hun verschrikking voor te stellen – twee vrouwen die niet verdedigd worden door mannen maar verlaten en verraden worden door hen en opgeofferd aan een huilende menigte verkrachters, zodat de mannen hun eigen vel kunnen redden.
De bende houdt vol dat zelfs dit niet volstaat, dus duwt de Leviet zijn bijvrouw naar buiten, alleen. Zo begon haar laatste nacht op aarde in een kleine stad die behoort tot het volk van God.
Bij het aanbreken van de morgen draagt de Leviet zijn vrouw op om op te staan; het is tijd om te gaan. Pas dan ontdekt hij dat ze dood is. Hij sleurt haar lichaam mee naar huis, snijdt haar in twaalf stukken, en zendt een deel naar elk gebied van Israël, waarmee hij eigenlijk wil zeggen: Wanneer stopt dit geweld? Op welk punt zullen we collectief een halt toeroepen aan deze vreselijke ontwikkelingen? ‘In die dagen was er geen koning in Israël’ (19:1). Maar wat met zijn eigen diepgaande medeplichtigheid en lafhartigheid? De vreselijke horror van de versneden lichaamsdelen was bedoeld om een reactie uit te lokken, maar op dit moment kon dit niet de rechtvaardige reactie zijn van mensen die nadenkend leven en zich laten leiden door de Bijbel. Alleen een naïeveling zou zich kunnen voorstellen dat het resultaat iets ander wordt dan het afdalen in een maalstroom van boosheid en geweld.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.