indekerk

Rauw

door Raymond R. Hausoul – De biografie van David de Vos staat volop in de belangstelling. Hierin vertelt hij als veertigjarige zijn levensverhaal tot nu toe: van zijn jeugd en tienerjaren, zijn tijd op de bijbelschool en zijn ervaringen als evangelist. Daarnaast is er sprake van ontmoetingen met Reinhard Bonnke en de meningsverschillen met zijn schoonvader, Jaap Dieleman, over corona. Vooral in de laatste 30 pagina’s van het boek verzet hij zich fel tegen het sombere toekomstbeeld van de beweging waarin hij opgroeide. Tegelijkertijd vraagt hij aandacht voor zijn eigen sombere en pessimistische zicht op de ‘evangelische bubbel’, waarin hij opgroeide en werkte.

De Vos plaatst zijn eigen ‘bubbel’ binnen de brede evangelische beweging, maar hij geeft alleen voorbeelden uit zijn eigen groep: de pinkstergemeenten die de nadruk leggen op genezing en andere geneeswijzen afwijzen (29, 181). Voor De Vos voelt het als een ‘club’ met ‘heel veel ongeschreven regels en verwachtingen’ (37, vgl. 43, 164, 201, 237).

In zijn biografie noemt hij zowel positieve als negatieve kanten van het leven in deze groepering. Hij vertelt echter vaak in algemene termen, zonder concrete voorbeelden. Dat maakt het lastig voor de lezer om precies te begrijpen waar De Vos op doelt. Hij erkent bijvoorbeeld dat christenen vaak alleen succesverhalen met God willen horen en onthouden, en zelden praten over momenten waarop hun verwachtingen niet uitkwamen (133, 137, 220-221). Op platforms zoals Facebook, Instagram, TikTok, YouTube en andere sociale media worden talloze verhalen gedeeld die mensen aanmoedigen om christelijke initiatieven royaal te blijven ondersteunen. Het delen van succesverhalen trekt extra aandacht en stimuleert de geldstroom (140-149). Dat bevordert echter niet de eerlijkheid van wat er werkelijk in de diensten gebeurt. Volgens De Vos zouden leiders zich daarom kwetsbaarder moeten opstellen en niet proberen om faalmomenten voor hun publiek te verbergen. Christenen moeten niet altijd de schijn ophouden ‘alsof alles goed en mooi is, dat wij de waarheid en wijsheid in pacht hebben’ (194, 236). Ze hoeven het niet te bedekken met een ‘suikerlaagje’ om het verder onbenoemd te laten (223). Te veel christenen kampen met blijvende mentale problemen en ziekten zonder hulp te vinden in hun kerk. Dit komt doordat sommige kerken zich op een ongezonde manier op God richten en geen gebruik maken van de wijsheid die God ook in de maatschappij heeft geplaatst (173, 222). De Vos heeft zelf ervaren hoe dat is als het gaat om ziekte en leed. Hij moest hulp zoeken buiten zijn eigen gemeenschap om te leren hoe hij op een waardevolle manier met het leven kon omgaan (200).

Een ander punt dat De Vos benadrukt, is het heersende zwart-wit denken binnen zijn eigen kringen. Daar wordt de wereld vaak als slecht beschouwd en worden mensen die niet geloven in God als niet zuiver gezien (40, 207). Men is op zijn hoede voor deze boze wereld en mensen worden aangemoedigd om ‘altijd aanwezig’ te zijn bij de christelijke diensten (42). Vanuit zijn ervaringen als evangelist wijst De Vos op de jaloezie en geldzucht onder christelijke voorgangers. Tijdens een campagne in Nigeria werd hij daar mee geconfronteerd. Hij was ‘die witte man van wie de andere voorgangers zich vooral afvroegen hoe ze hem zijn geld afhandig konden maken’ (129). Hierin zag hij de corruptie binnen de kringen waarin hij verbleef.

Een belangrijk thema in zijn biografie blijft het strikte, wettische kader van de pinksterkringen waarin De Vos zich bevond en waaruit hij moeilijk los kon komen (203). Dat strikte kader speelde ook een grote rol in het spreken over de eindtijd. De Vos merkte op dat vooral werd gesproken over Openbaring en de komst van Jezus Christus in termen van oordeel, hel en veroordeling van de goddeloze maatschappij (210-213). De Vos wil dat accent niet benadrukken. Dat is een goede zaak, aangezien de evangelische theologie al lang heeft erkend dat het Bijbelboek Openbaring niet om dat accent draait. Die informatie dringt echter te weinig door in de gemiddelde evangelische kerk, die veelal te weinig tijd wijdt aan gezonde theologische reflectie en daardoor gemakkelijk ten prooi valt aan eigen religieuze gedachtespinsels.

Tegenover het evangelische doemdenken en zijn ‘religie’ plaatst De Vos het geloven met het hart, dat hem steeds dichter bij God heeft gebracht (229). Zijn biografie richt zich voornamelijk op zijn bevrijding uit het denken in termen van fouten en veroordeling. De Vos streeft ernaar zich los te maken van de strikte regels waarin hij gevangen zat, terwijl hij toch trouw blijft aan zijn christelijke fundamenten (224, 243). Hiermee kiest hij voor een ruimere christelijke beweging dan die van de strengere pinksterkerken waar hij eerder deel van uitmaakte. Vanuit het bijbelse getuigenis van Jezus Christus is deze keuze voor de bredere christelijke stroming alleen maar toe te juichen. Het bevordert openheid en respect in gesprekken met mensen die anders denken. De Bijbel wil namelijk niet alleen gezien worden als een boek met regels waaraan mensen zich moeten houden. Het wil vooral de Persoon van Christus benadrukken en wijzen op de rijkdom die een leven met Hem met zich meebrengt.

Hoewel het boek niet erg diepgaand is in het uitwerken van concrete reflecties en voorbeelden, biedt het een inzicht in wat er kan gebeuren met christenen die opgroeien in een strikte kerkelijke omgeving. Het legt de pijn bloot van de vele mensen die onder de druk van regels niet langer de levende God van vrijheid kunnen zien. Terwijl liberale kerken vaak alleen maar ‘vrijheid’ prediken en Gods principes negeren, neigen strikte kerken ertoe alleen maar te wijzen op ‘regels’ en Gods vrijheid te negeren. In deze biografie slaagt De Vos erin deze problemen te belichten en we hopen dat er nog een tweede deel over zijn volgende veertig jaar komt, waarin we kunnen zien welke vruchten zijn gezonde keuzes hebben
afgeworpen.

Marcel Langedijk, Rauw, het eerlijke verhaal van David De Vos (Go and Tell Media, 2024, 256 blz.)

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn