Numeri 9, Psalm 45, Hooglied 7, Hebreeën 7
Twee thema’s overheersen in Numeri 9. Het tweede ervan is het neerdalen van de wolk- en vuurkolom op de tabernakel, ‘de tent der getuigenis’, vanaf de eerste dag dat die was opgericht (9:15-23).
Deze kolom had het volk geleid en beschermd vanaf de tijd van hun eerste vertrek uit Egypte. Het was het zichtbare teken van Gods tegenwoordigheid – en van nu af aan is ze geassocieerd met de tabernakel (en later met de tempel). Zo gaat de verhaallijn van de manifestatie van de tegenwoordigheid van God verder.
Maar het eerste thema is de viering van het Pascha op de eerste verjaardag van het oorspronkelijke Pascha (9:1-14). Het oorspronkelijke Pascha, beschreven in Exodus 12, was niet alleen verbonden met de exodus, de uittocht, maar moest ook herdacht worden, volgens het Mozaïsch verbond, op welomschreven manieren (zie Ex. 12, Lev. 23:5-8, Deut. 16:1-8).
Gods richtlijnen aan Mozes zijn dat het volk het Pascha moet vieren ‘naar al de inzettingen en verordeningen, die daarop betrekking hebben’ (Num. 9:3). Maar deze bepaling gaat vooraf aan een crisis. Omdat sommigen uit het volk ceremonieel onrein geworden waren door in aanraking te komen met een lijk (bijvoorbeeld wanneer een familielid overleden was), konden ze strikt gesproken niet deelnemen aan het feest van het Pascha tot ze terug ceremonieel rein werden – en dat nam teveel tijd in beslag zodat ze niet in staat zouden zijn te vieren op de voorgeschreven dag, de veertiende van de maand Abib (na de ballingschap Nisan genoemd) (zie bijv. Neh. 2:1 of Esther 3:7, JL), de eerste maand in de Joodse kalender.
Dus raadpleegde Mozes de Heer. Het antwoord van de Heer is dat dergelijke ceremonieel onreine mensen hun viering van het Pascha mogen uitstellen tot de veertiende van de tweede maand. Maar dit uitstel, zo benadrukt de Heer, is slechts voor hen die om ceremoniële redenen niet in staat zijn om het te vieren op de voorgeschreven tijd. Wie opteert voor uitstel omwille van persoonlijke nalatigheid moeten uit het volk uitgeroeid worden.
We kunnen uit deze episode veel lessen trekken, maar een ervan wordt soms over het hoofd gezien. In elk complex systeem van wetten, zullen verschillende wetten vroeg of laat concurrerende of zelfs strijdige eisen stellen. Als resultaat hiervan moeten dergelijke wetten in een bepaalde volgorde van belang bekeken worden. Hier wordt de maand als minder belangrijk beschouwd dan de ceremoniële reinheid van de viering van het Pascha zelf.
Jezus zelf erkent de algemene les. De Wet verbiedt gewoon werk op de Sabbat, en ze zegt dat een mannelijk kind moet besneden worden op de achtste dag. Veronderstellen we nu eens dat de achtste dag een Sabbat is (Joh. 7:23)? Wat heeft er voorrang? Wie dan enkel denken volgens wettelijk kader vatten mogelijk de richting niet waarin de wetten wijzen. Organiseer ze goed, zegt Jezus (en Paulus leert op andere manieren dezelfde les), en je ontdekt dat ze naar Hem verwijzen (Joh. 7:24).
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.