Numeri 35, Psalm 79, Jesaja 27, 1 Johannes 5
Toen plannen ontvouwd werden om het Beloofde Land te verdelen onder de twaalf stammen, was dat Levi uitgezonderd. De Levieten werd verteld dat God hun erfdeel was: zij zouden geen gebied voor hun stam ontvangen, maar zouden ondersteund worden door de tienden die bijeengebracht werden door de overige Israëlieten (Num. 18:20-26).
Hoe dan ook moesten ze ergens kunnen leven. Dus bepaalde God dat elke stam enkele steden apart zouden zetten voor de Levieten, samen met de omliggende weilanden voor hun vee (Num. 35: 1-5). Aangezien de Levieten het volk de wet van God moesten onderwijzen, bovenop hun taken in verband met de tabernakel, hadden deze regelingen rond het land het bijkomend voordeel van het verspreiden van de Levieten onder het volk, waar ze het meeste goed konden doen. Bovendien moesten hun verspreide weidelanden altijd in Levitische handen blijven (Lev. 25:32-34). De andere bijzondere regelingen met betrekking tot het land die in dit hoofdstuk ingesteld worden is het instellen van zes ‘vrijsteden’ (35:6-34). Die moesten gekozen worden uit de achtenveertig steden die de Levieten toegewezen kregen, drie aan de ene zijde van de Jordaan en drie aan de andere.
Wie dan iemand doodde, met of zonder opzet, kon naar een van deze steden vluchten en beschermd zijn tegen de toorn van de familiewrekers. In een tijd waarin bloedvetes niet ongewoon waren, had dit het effect van het koelen van de atmosfeer tot het officiële rechtssysteem uitspraak kon doen over de schuld of onschuld van de doder. Indien schuldig bevonden met niet te weerleggen bewijs (35:30), dan moest de doodslager zeker gedood worden. Je herinnert je het principe bepaald in Genesis 9:6: wie mensen vermoordt, die naar het beeld van God gemaakt zijn, hebben een zo zware misdaad begaan dat de ultieme straf geëist wordt. De logica is hier niet een van afschrikking maar van waarden (vgl. Num. 35:31-33).
Was, aan de andere kant, het doden een ongeval en de doodslager daarom onschuldig aan moord, kan hij niet gewoon vrijgesproken worden en naar huis gezonden, maar moet hij in de vrijstad blijven tot aan de dood van de hogepriester (35:25-28). Alleen op dat moment kon de doodslager naar het land van zijn bezitting terugkeren en een gewoon leven hervatten. Wachten op de dood van de hogepriester kon een zaak van dagen maar ook van tientallen jaren zijn. Indien er geruime tijd overging, kon die dienen om de bloedwrekers van de familie van het slachtoffer tot bedaren te laten komen. Maar die gedachtegang komt in de tekst niet voor.
Waarschijnlijk waren er twee redenen voor de bepaling dat de doodslager in de vrijstad moest blijven tot de dood van de hogepriester. (1) Zijn dood betekende het einde van een tijdperk en het begin van een ander. (2) Belangrijker nog: het is mogelijk dat zijn dood symboliseerde dat iemand moest sterven om te betalen voor de dood van een van Gods beelddragers. Christenen weten waarheen deze redenering leidt.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.