indekerk

Numeri 3 – ‘Gij zult voor Mij de Levieten nemen – Ik ben de HERE’

 Numeri 3, Psalm 37, Hooglied 1, Hebreeën 1

Van de Sinaï af worden de Levieten anders behandeld dan de andere stammen: alleen zij mogen omgaan met de tabernakel en zijn toebehoren, uit hen komen de priesters, hen wordt geen afzonderlijk erfdeel van het land gegeven maar zij worden over het land verspreid, enzovoort. Maar hier in Numeri 3 wordt een van de meest verrassende verschillen beschreven.

Alle jongens van een maand en ouder van de stam Levi worden geteld. Hun totaal bedroeg 22.000 (3:39). Dan werden alle eerstgeboren jongens van een maand en ouder geteld van de rest van de Israëlieten. Hun totaal bedroeg 22.273 (3:43): het verschil tussen beide getallen bedraagt 273. God verklaart dat, omdat Hij alle eerstgeboren Israëlieten spaarde bij het eerste Pascha in Egypte, de eerstgeborenen Hem specifiek toebehoren (3:13). De stelling is natuurlijk dat aan de ene kant ook zij hadden moeten sterven: ze waren intrinsiek niet beter dan de Egyptenaren die omkwamen. Ze waren beschermd door het bloed van het Paaslam dat God had voorgeschreven. Het is duidelijk dat God nu ook niet het leven van alle Israëlitische eerstgeborenen zou eisen. In plaats daarvan benadrukt Hij dat ze Hem allen bijzonderlijk toebehoren – maar dat Hij alle mannen van de stam Levi zal aanvaarden, in plaats van alle eerstgeboren mannen van geheel Israël.

Aangezien de twee totalen niet exact gelijk zijn, moeten de 273 extra eerstgeboren mannen van Israël op een andere manier vrijgekocht worden, en dus wordt het losgeld ingesteld (3:46-48).

We moeten hier enkele lessen uit leren. Een daarvan zit in het verslag vervat en werd al aangestipt: de Israëlieten waren niet superieur ten opzichte van de Egyptenaren, niet intrinsiek uitgesloten van de toorn van de verderfengel.

Nog belangrijker: zij die door het bloed gered worden, behoren de Heer op een bijzondere manier toe. Wanneer God het bloed aanvaardde dat in hun plaats vloeide, dan eist Hij niet meer dat ze sterven: Hij eist dat ze voor Hem en zijn dienst leven. Volgens de verbondsvoorschriften van de Wet van de Sinaï, wordt een plaatsvervanger geaccepteerd: de Levieten komen in de plaats van alle Israëlieten die onder de eisen van het Pascha hadden moeten vallen.

De vervulling van deze patronen onder de voorwaarden van het nieuwe verbond is niet moeilijk te vinden. We worden van de dood gered door de dood van het ultieme Paaslam (1Kor. 5:7). Zij die door zijn bloed gered worden behoren op bijzondere wijze toe aan de Heer, d.w.z. niet alleen omdat ze deel uitmaken van de schepping, maar omdat ze verlost zijn (1 Kor. 6:20). Hij beveelt dat we voor Hem en zijn dienst leven, en daarin vormen we een volk van priesters (1 Petr. 2:5-6; Opb. 1:6).

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn