Numeri 17-18, Psalm 55, Jesaja 7, Jakobus 1
In een bepaald opzicht rondt het korte verslag in Numeri 17 het ‘rebellenrapport’ uit het vorige hoofdstuk af (o.a. de NBV-vertaling ordent deze verzen ook bij hoofdstuk 16). God wil af van het constante gemopper van de Israëlieten die nu Aärons priesterlijke gezag in twijfel trekken (17:5). Dus moet nu de staf van de vorsten van elke stam zorgvuldig gekentekend worden en dan volgens de richtlijnen in bewaring gegeven bij Mozes, in de tabernakel, de ‘Tent der Getuigenis’. God verklaart op voorhand dat de staf van de man die Hij verkiest zal bloeien.
Mozes doet zoals opgedragen. De volgende morgen haalt hij de twaalf staven op. Aärons staf, en alleen zijn staf, heeft gebloeid – ja, hij had bloesem voortgebracht, bloemen gedragen en amandelen doen rijpen. Deze staf moet van Godswege bewaard worden voor het nageslacht.
En de Israëlieten begint het nu te dagen dat hun rebellie niet slechts begaan werd tegenover een aantal mensen, Aäron en Mozes, maar ook tegen de levende God. Nu roepen ze: ‘Zie wij geven de geest, wij komen om, wij komen allen om. Al wie ook maar nadert tot de tabernakel des HEREN, zal sterven. Moeten wij dan tot de laatste man de geest geven?’ (17:12-13).
Wat moeten we van dit verslag maken?
- De respons van de Israëlieten is deels goed, maar is nog steeds zeer ontoereikend. Het is goed dat deze gebeurtenis hen, ten minste toch voor een tijd, aanzet om te zien dat hun opstand niet slechts tegen Mozes en Aäron alleen was, maar tegen de levende God. Vrees voor God kan iets goeds zijn. Maar dit klinkt meer als de kruiperige angst van mensen die God niet al te goed kennen. Ze zijn bang te zullen omkomen, maar het zet hen niet aan tot grotere toewijding aan God. In Numeri 20 en 21 is het volk al opnieuw aan het zeuren en mopperen; deze wonderlijke vertoning van de staf die bloeide heeft niets voor zeer lange tijd opgelost. Ook dit is vreselijk realistisch: de kerk heeft een lange geschiedenis van krachtige opwekkingen die in een korte tijdspanne vervlogen of verontreinigd raakten.
- Je zou je afvragen waarom God zoveel belang hecht aan het feit dat alleen de aangeduide hogepriester de priesterlijke taken mag vervullen. We moeten hieruit niet afleiden dat dit de manier is waarop we alle christelijke leiders moeten zien. Binnen het canonieke raamwerk staat er veel meer dan dit op het spel bij het verslag van de bloeiende staf van Aäron. Punt is dat alleen de van God aangeduide hogepriester aangenaam is voor God om de priesterlijke dienst te vervullen. Zoals de openingsverzen van Numeri 18 duidelijk maken, kunnen alleen Aäron en zijn zonen ‘de ongerechtigheid, tegen het heiligdom begaan’ of die in het priesterambt, dragen. Het Nieuwe Testament benadrukt ‘En niemand matigt zichzelf die waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals immers ook Aäron’ (Heb. 5:4). Zo ook Christus (Heb. 5:5)! Alleen de door God aangewezen priester zal voldoen.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.