indekerk

Numeri 1 – ‘Van uw gerechtigheid zal mijn tong spreken’

 Numeri  1, Psalm 35, Prediker 11, Titus 3

Psalm 35 is een van de psalmen die gewijd is aan het thema ‘gerechtigheid’ (zie ook de overdenking van 10 april). Veel christenen voelen er zich niet gemakkelijk bij. De lijn tussen die rechtvaardigheid en wraakzucht lijkt soms een beetje dun. Hoe kan je de redenering uit deze psalm ooit rijmen met de leer van de Heer Jezus over de andere wang toekeren (Matt. 5:38-42)? Is daar niet een, zeg maar, aangebrand randje aan? Want uiteindelijk vraagt David niet alleen maar dat hij zelf zou gered worden van het teisterende werk van hen die hem onterecht aanvallen (zie bijv. 35:17, 22-23). Hij vraagt ook expliciet dat zijn vijanden ‘beschaamd en vernederd worden’ (35:4), dat ze ‘verstrikt raken in hun eigen netten en zelf de ondergang tegemoet gaan’ (35:8).

Twee overwegingen:

  1. Bij bepaalde gelegenheden spreekt David niet slechts vanuit een gevoel slecht behandeld te worden als individueel persoon, maar ook vanuit een gevoel van zijn verantwoordelijkheden als koning, als de gezalfde dienstknecht van de Heer. Als hij trouw is aan het verbond, dan gaat het zeker om de naam van de Heer wanneer Gods ‘zoon’, de door de Heer aangeduide koning, in gevaar wordt gebracht. Want de Heer wil vrede voor zijn dienaar (35:27), en David erkent dat zijn eigen behoud verbonden is met het welzijn van hen die weerlozen in het land zijn (35:20). Dus staat publieke gerechtigheid op het spel en gaat het niet om persoonlijke vendetta, waartegen de Heer Jezus zo krachtig pleit in de al geciteerde woorden.    
  2. Nog belangrijker, hoewel christenen de andere wang toekeren, wil dit niet zeggen dat ze laks zijn met betrekking tot rechtvaardigheid. We houden vast dat God volmaakt rechtvaardig is en Hij is degene die zegt ‘Aan Mij komt de wraak en de vergelding toe’ (Deut. 32:35). Dit is waarom we ruimte laten voor de toorn (Rom. 12:19). Hij is de Enige die uiteindelijk de rekeningen accuraat kan vereffenen, en er anders over denken is pretenderen dat we de plaats van God kunnen innemen. David vraagt slechts dat God zou doen wat Hij zelf gezegd heeft uiteindelijk te zullen doen: het recht uitvoeren, de rechtvaardigen vrijspreken, en de getrouwen aan het verbond verdedigen.

Het laatste hoofdstuk van Job is net daarom geen anticlimax: Job werd gerechtvaardigd. Het lijden van de Heer Jezus valt onder hetzelfde patroon. Hij maakte zichzelf tot niets en droeg de verschrikking van het kruis, in gehoorzaamheid aan zijn Vader (Fp. 2:6-8). Uiteindelijk werd Hij uitermate verhoogd (Fp. 2:9-11). Ook wij kunnen lijden onder onrecht en schreeuwen om de vergeving van onze belagers, zoals Jezus deed – zelfs als we ook schreeuwen dat het recht mag zegevieren, dat God wordt verheerlijkt, dat zijn volk wordt gerechtvaardigd. Dit is Gods wil en David heeft het bij het rechte eind.

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn