door Maarten Hertoghs –
De aanloop.
De ondertitel ‘Letter en Geest in de bezinning op vrouw en ambt’ toont aan waar de schrijver naartoe wil, maar het dunne boekje (127 blz.) bestaat voor het grootste deel uit de aanloop. Dat is namelijk de zoektocht naar de grote lijn in het denken van Paulus. Verwacht dus geen zoveelste uitgebreide bespreking van de beruchte zwijgteksten in 1 Korintiërs 14 en 1 Timoteüs 2. De nadruk ligt op het ‘meedenken met Paulus’. En terecht.
De schrijver focust in het begin van het boek op een drieslag die hij overal in Paulus’ brieven meent te ontdekken: God – Christus – de gelovigen. De Heilige Geest vormt de verbinding tussen de drie. Daar kon ik me niet in vinden, maar misschien ben ik te beducht voor een miskenning of onderwaardering van de Geest.
Hierna volgen waardevolle hoofdstukken die gaan over geschreven wet tegenover Christus en letter tegenover Geest. Deze hoofdstukken zijn belangrijk als basis voor de grote lijn in het denken van Paulus. Ik noem het hier de motor.
De motor.
In alles waar Paulus over denkt of schrijft, is deze vraag de motor: Dient het de doorwerking van het evangelie of vormt het net een belemmering? Die gedachte wordt sterk uitgewerkt door Bert Loonstra. Zo betoogt hij dat Paulus wetten uit het Oude Testament overneemt wanneer deze concrete invulling geven aan de kernwaarde van het evangelie: Gods liefde. Anders gezegd: als wetten leiden tot de doorwerking van het evangelie, zijn ze nog van kracht. Een voorbeeld daarvan is de tien geboden die eigenlijk uitingen zijn van de liefde voor God en voor de naaste. Dus kunnen wij die nog steeds beschouwen als goede richtlijnen.
Het wordt interessant als we de motor toepassen op slavernij. In Paulus’ tijd was het een breed maatschappelijk gegeven. Als we bedenken dat Paulus’ motor de doorwerking van het evangelie is, dan begrijpen we dat hij christelijke slaven opdraagt om zich te schikken in hun lot. Opstandigheid van slaven zou namelijk bij anderen leiden tot afkeer van het evangelie. Hetzelfde met christelijke heren. Die moeten hun slaven goed behandelen, zodat zij geen afkeer krijgen van het evangelie. Zowel slaven als heren moeten doordrongen zijn van en handelen vanuit Gods liefde.
In onze tijd daarentegen zou een houding die pleit vóór slavernij net zorgen voor een afkeer van het evangelie. En opvallend genoeg staat een pleidooi tegen slavernij perfect in lijn met het evangelie. Zo komt Loonstra tot de conclusie dat we niet kunnen zeggen dat alle raadgevingen van Paulus zomaar voor alle tijden zijn. We moeten de motor begrijpen en toepassen in elke tijd: Dient iets vandaag tot de doorwerking van het evangelie of vormt het een belemmering?
Daarna past Loonstra deze motor toe op de plaats van de vrouw in de gemeente. In Paulus’ tijd zou een pleidooi voor een gelijke positie van de vrouw geleid hebben tot afkeer van het evangelie. Ik ben zelf het voorbije half jaar bezig geweest met dit onderwerp en heb onder andere nagedacht over de achtergrond van Paulus’ (en Petrus’) woorden over de onderdanigheid van de vrouw. Een onderdanige houding van de vrouw zorgde in hun tijd voor maximale kansen voor het evangelie.
We moeten onszelf de vraag stellen hoe, in deze tijd, het evangelie zo maximaal mogelijk doorwerking krijgt. We zien dat Paulus vrouwelijke medewerkers had en Loonstra ziet dit als aanknopingspunten om de emancipatie van de vrouw in de gemeente te verdedigen.
Hierna volgt nog een hoofdstuk over de invloed van de eigen cultuur. Aan de hand van zes korte voorbeelden toont Loonstra de invloed van de cultuur op de doorwerking van het evangelie.
De moeite waard.
Loonstra is erin geslaagd om zich niet verliezen in punten en komma’s van de zwijgteksten, maar heeft op een leesbare én beknopte manier een waardevolle toevoeging geschreven aan het debat over de plaats van man en vrouw in de gemeente. Dat die toevoeging in lijn ligt met de motor van Paulus’ denken pleit ervoor om dit boek niet zomaar naast ons neer te leggen.
Bert Loonstra, Meedenken met Paulus,(Buijten en Schipperheijn Motief, 2018, 127 blz.)