indekerk

Leviticus 26 – Let op voor de dodelijke tweeling: ongeloof en ongehoorzaamheid

 Leviticus 26, Psalm 33, Prediker 9, Titus 1

Een van de gemeenschappelijke kenmerken binnen de vroegere verdragen rond opperleenheerschappij (suzereiniteit) – verdragen tussen een regionale supermacht en een vazallenstaat (zie 13 maart) – is een bepaald gedeelte op het einde dat de voordelen preciseerde van naleving en de gevaren van niet-naleving. Vanzelfsprekend werden deze zegeningen en vloeken in de eerste plaats beloofd aan de vazallenstaten.

In veel opzichten weerspiegelt Leviticus 26 dit oude patroon, met de belofte van zegeningen voor gehoorzaamheid (d.w.z. voor naleving van het verbond) en straf voor ongehoorzaamheid (d.w.z. voor niet-naleving van het verbond). Het patroon wordt herhaald, lichtelijk aangepast, voor de hernieuwing van het verbond in Deuteronomium (zie vooral Deut. 27-30).

We moeten de alternatieven die in dit hoofdstuk worden geboden niet beschouwen als beloften die gemaakt werden tegenover louter individuele personen, en nog minder als een eenvoudig schema om eeuwig leven te verwerven. Dat de beloften niet individueel bedoeld zijn wordt nog eens aangetoond door de aard van veel van deze zegeningen en vloeken. Wanneer God het bijvoorbeeld laat regenen, doet Hij dat niet boven louter individuele personen, maar boven regio’s, in dit geval de natie, de verbondsgemeenschap; en net zo wanneer God plagen zendt of zijn volk in ballingschap stuurt.

Het zelfde bewijs toont dat in de eerste plaats niet het verwerven van eeuwig leven op het spel staat, maar het welzijn van de verbondsgemeenschap in termen van de zegeningen die hun beloofd worden. Niettemin kunnen we nadenken over twee van de vele parallellen tussen deze instellingen uit het oude verbond en wat nog altijd behoort tot het nieuwe verbond.

Ten eerste wordt gehoorzaamheid nog altijd vereist onder het nieuwe verbond, zelfs al zijn sommige van de bepalingen die gehoorzaamd moeten worden gewijzigd. Het hoeft dus niet te verrassen dat Johannes 3:36 de persoon die gelooft in de Zoon contrasteert met degene die Hem ongehoorzaam is (sommige andere vertalingen gebruiken ‘verwerpt’).

Van hen die volharden in grove zonde wordt specifiek gezegd dat ze uitgesloten worden van het koninkrijk (1Kor. 6:9-11). Het boek Openbaring contrasteert herhaaldelijk wie ‘overwint’ (d.i. in trouw aan Jezus Christus) met wie lafhartig, ongelovig of verfoeilijk is (zie Opb. 21:7-8). De onderliggende reden daarvoor is dat het nieuwe verbond ook een nieuwe natuur brengt. Hoewel we de volmaaktheid niet eerder bereiken dan bij de voleinding, is een volkomen afwezigheid van verandering onder de bepalingen van een dergelijk verbond ondenkbaar.

Het resultaat is dat oordeel wordt voorgehouden voor zowel ongeloof als ongehoorzaamheid; de twee gaan samen. 

Ten tweede is een van de treffende kenmerken van de straffen die in Leviticus 26 staan opgelijst, hoe God hen langzaam verder verstrengt, wat uiteindelijk uitmondt in ballingschap. Ziekte, droogte, militaire terugtrekking, plagen, de vreselijke hongersnood onder omstandigheden van belegering (26:29) en zelfs een soeverein bewerkte angst (26:36) eisen allemaal hun tol.

Het geduld van de Heer met verbondsbrekers, over generaties van uitgesteld oordeel heen, is uiterst groot. Maar de enige ware oplossing is belijdenis van zonde en hernieuwing van het verbond (26:40-42).

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn