indekerk

Leviticus 15 – ‘De HERE leeft. Geprezen zij mijn Rots’

Leviticus 15, Psalm 18, Spreuken 29, 2 Thessalonicenzen 3

David schreef Psalm 18 nadat de Heer hem uit de hand van Saul en al zijn vijanden had verlost. Het is een blijde, dankbare psalm. Enkele van de thema’s die we al vonden in Psalm 16 en 17 worden hier herhaald. Maar bij de nieuwe elementen in deze psalm horen de volgende.

Ten eerste is de taal van deze psalm rijk aan kleurrijke beeldspraak ontleend aan de natuur (in het bijzonder in vv. 7-15) – een vaak voorkomende eigenschap van de Hebreeuwse poëzie.

 Wanneer God antwoordt, dan staat er: ‘Toen dreunde en beefde de aarde’;  ‘de grondvesten der bergen sidderden en daverden’; ‘Rook steeg op uit zijn neus’ en vuur uit zijn mond. ‘Hij neigde de hemel en daalde neder, donkerheid was onder zijn voeten (18:8-10). Anderzijds: ‘Hij reed op een cherub en vloog en zweefde op de vleugels van de wind’ (18:11). ‘De HERE deed de donder in de hemel weerklinken, de Allerhoogste verhief zijn stem – [hagel en vurige kolen]’. ‘De beddingen der wateren’ werden ‘zichtbaar en de grondvesten der wereld kwamen bloot’ vanwege het blazen van de adem uit de neus van de Heer (18:14-15).

Dit is geweldig. Dat dit beeldspraak is die we vandaag niet snel meer gebruiken, betekent nog niet dat we die niet meer kunnen waarderen, of verstaan wat de psalmist ons wil vertellen. Gods kracht is onuitsprekelijk; Hij heeft zelfs de natuur zelf onder controle, want die doet slechts wat hij geboden wordt; de meest vreeswekkende vertoningen van macht in de natuur zijn niets meer dan de uitwerkingen van wat Hij opdraagt.

De beelderige taal kan worden uitgebreid naar hoe de Heer David uitredde: ‘Hij (…) trok mij op uit grote wateren (18:17) – hoewel David natuurlijk niet het gevaar liep om letterlijk te verdrinken. Maar het moet er meer dan een keer hebben op geleken, wanneer Saul en het leger hem dicht op de hielen zaten.

Ten tweede, terwijl veel lijnen in deze psalm op wonderlijke, soms beelderige taal beschrijven hoe God David heeft geholpen, schetsen andere een beeld van God die David versterkt om hem in staat te stellen dat te doen wat hij behoorde te doen. ‘Met U immers loop ik op een legerbende in en met mijn God spring ik over een muur (18:30). Het is ‘God, die mij met kracht omgordt en mijn weg effen maakt; die mijn voeten maakt als die der hinden en mij op mijn hoogten doet staan; die mijn handen oefent ten strijde, zodat mijn armen een koperen boog spannen. Ook gaaft Gij mij het schild uws heils, en uw rechterhand ondersteunde mij, uw nederbuigende goedheid maakte mij groot (18:33-36).

Misschien dat God ons niet sterkt om oorlog te voeren. Maar in een theïstisch universum belijden we dat God ons kracht geeft om computerprogramma’s te schrijven, administratieve problemen op te lossen, nog maar eens een luier te verversen, om de Griekse tekst van het Nieuwe Testament te bestuderen of om beledigingen te kunnen verdragen.

 ‘De HERE leeft. Geprezen zij mijn Rots, en verhoogd zij de God mijns heils’! (18:47).

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn