Jozua 18-19, Psalmen 149-150, Jeremia 9, Mattheüs 23
Dit (Joz. 18-19) is een goed moment om na te denken over de vele hoofdstukken van Jozua die gewijd zijn aan het verdelen van het land.
- Terwijl ze de klemtoon leggen op de verdeling van het land, focussen deze hoofdstukken ook impliciet op het land zelf. Uiteindelijk was het land een onmiskenbaar onderdeel van de belofte aan Abraham, van het verbond van de Sinaï, van de bevrijding van de Israëlieten uit de slavernij in Egypte. Het wordt nu verdeeld via Gods voorzienige supervisie van ‘het lot’.
- De onvermijdelijke conclusie is dat God trouw is aan zijn beloften. Deze les wordt expliciet voor ons uitgewerkt in de twee volgende hoofdstukken: ‘Zo heeft de HERE aan Israël het gehele land gegeven, dat Hij gezworen had hun vaderen te zullen geven; zij namen het in bezit en gingen er wonen. En de HERE gaf hun aan alle zijden rust, geheel zoals Hij hun vaderen gezworen had; niet één van al hun vijanden heeft voor hen kunnen standhouden; al hun vijanden gaf de HERE in hun macht. Niet één van alle goede beloften, die de HERE aan het huis van Israël had toegezegd, is onvervuld gebleven; alles is uitgekomen’ (21:43-45).
- Deze hoofdstukken leggen ook uit hoe het binnentrekken in het Beloofde Land niet gebeurde in een golf van onafgebroken triomf. Eerder had God al gewaarschuwd dat Hij de Israëlieten niet alles in één keer ging geven. Nu wordt ons regelmatig verteld dat de ene of de andere stam bepaalde Kanaänieten niet kon verdrijven, en dat ze daar blijven ‘tot op de huidige dag’. Bijvoorbeeld in ‘De Judeeërs echter konden de Jebusieten, die in Jeruzalem woonden, niet verdrijven, zodat de Jebusieten bij de Judeeërs in Jeruzalem zijn blijven wonen tot op de huidige dag’ (15:63, vgl. Richteren 1:21). In feite werd Jeruzalem ingenomen (Rig. 1:8), maar niet alle Jebusieten werden verdreven. Dergelijke details helpen ons verstaan hoe het komt dat het conflict tussen trouw en vermenging zoveel van Israëls geschiedenis kleurt.
- Sommige van de elementen in deze hoofdstukken brengen bepaalde eerdere verhaallijnen naar hun einde. Zo duikt Kaleb bijvoorbeeld weer op. Hij was Jozua’s collega in de initiële groep van twaalf spionnen; ze waren de enige twee die bij Kades Bernea, bij de eerste benadering van het Beloofde Land, het volk aanspoorden om het moedig binnen te trekken en op God te vertrouwen. Als gevolg daarvan zijn ze de enige twee van hun generatie die nog in leven zijn om zelf getuige te zijn van het Beloofde Land. En nu is Kaleb in Jozua 15 nog altijd aan het uitkijken naar nieuwe werelden om te verslaan en ontvangt hij zijn erfdeel. Op vergelijkbare manier tonen de hoofdstukken 20-21 de details van de aanduiding van de vrijsteden en van de steden die voor de Levieten zijn apartgezet – stappen die door de Mozaïsche wet zijn bevolen.
- Er liggen nog problemen in het verschiet. De ambiguïteit van de situatie en de herinneringen aan de finale waarschuwingen van Mozes, geven de lezer het signaal dat deze relatieve overwinningen, hoe goed ze ook zijn, onmogelijk Gods finale of ultieme voorziening kunnen zijn.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.