indekerk

Jozua 12-13 – ‘De HERE is voor allen goed, en zijn barmhartigheid is over al zijn werken’

Jozua 12-13, Psalm 145, Jeremia 6, Mattheüs 20

Toen we nadachten over delen van Psalm 119 (zie de overdenking van 22, 25 en 27 juni), merkten we op dat de psalm een acrostisch gedicht is. In het eerste deel beginnen alle verzen met de eerste letter van het Hebreeuws alfabet; in het tweede deel beginnen alle verzen met de tweede letter uit het Hebreeuws alfabet; en zo verder voor de tweeëntwintig delen, overeenstemmend met de tweeëntwintig letters van het Hebreeuws alfabet.

Maar er zijn nog zeven acrostische psalmen in het psalmenboek. In die psalmen echter is slechts één vers gewijd aan elke letter (Ps. 9-10, 25, 34, 37, 111, 112, 145). Vijf van de acht, waaronder ook deze laatste (Ps. 145) worden toegeschreven aan David.   

In de meeste Hebreeuwse manuscripten van deze psalmen is er geen vers voor de Hebreeuwse letter die met onze letter N overeenstemt. Maar de meeste van de oude vertalingen voorzien in het ontbrekende vers, en nu dook er ook een Hebreeuws manuscript op met een N-vers, dus voegen de meeste moderne versies de extra zinnen erbij (vers 13b in bepaalde vertalingen, zo bijv. in de Engelse NIV).

Dus wat we in deze psalm hebben is de laatste van Davids composities die in het Psalmenboek voorkomen, een waar alfabet van lofprijzing.

Er zijn verschillende thema’s die speciale nadruk verdienen in deze psalm.

  1. Hoewel veel van Davids psalmen focussen op zijn eigen ervaringen, of soms op de vreugden en het verdriet van het Israëlische volk, breidt hier de horizon uit naar Gods universele koninkrijk (145:13a), zijn universele zorg voor alle levende schepselen in zijn heelal – in belangrijke mate ook door te voorzien in het voedsel dat ze nodig hebben (145:15-16).
    Dit wil in geen geval ontkennen dat dit nog steeds een gevallen wereld is, natuurlijk. Schepselen sterven soms; ze worden oud en overlijden. Maar toch zien we vruchtbaar leven, en dit leven bestaat en kent voorspoed door Gods genadige voorziening.
  2. Je vindt hier een wonderlijke mengeling van Gods heerlijkheid met Gods barmhartigheid. ‘De HERE is voor allen goed, en zijn barmhartigheid is over al zijn werken’ (145:8-9). Dit is waarom al Gods werken Hem prijzen (145:10). Tegelijkertijd is Gods volk de eerste om te spreken over ‘zijn machtige daden’ en over de heerlijkheid van zijn mogendheid, ‘de luisterrijke heerlijkheid van zijn koningschap’ (145:11-12).
  3. Niet alleen gaat Gods grootheid menselijk bevattingsvermogen te boven (145:3), het verslag van Gods grootheid en goedheid wordt van de ene generatie op de andere doorgegeven (145:4), terwijl anderen de roem van Gods ‘grote goedheid’ verkondigen en jubelen over zijn gerechtigheid (145:7). Ja, wanneer wij zijn woorden lezen en onze eigen ‘Amen!’ daarbij laten aansluiten, ontvangt onze generatie die glorierijke overdracht van drieduizend jaar geleden, en zijn we samen met hen gewijd aan het verkondigen van Gods machtige daden en het overdenken van zijn wonderlijke werken (145:4-5).

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn