Vers van de pers, zo heet dat. Het gebeurt niet zo vaak dat we een boek mogen lezen nog voordat het in de winkel ligt, maar ondertussen is beschikbaar voor 19,95Eu.
Eerste zinnen: “Moet je gek zijn om in God te geloven? Of op z’n minst naïef, onkritisch en zweverig? Lijden gelovigen aan waanvoorstellingen? Sluiten zij hun ogen voor de realiteit? Als dat zo is, dan hebben wij een probleem. Wij geloven namelijk in God.”
Geloven is normaal
In de inleiding betogen de auteurs dat geloven voor de meeste mensen op de wereld de doodnormaalste zaak is, en je moet al een heleboel pretentie hebben om hen allemaal gek te verklaren. Geloven is normaal, gezond, nuttig en natuurlijk, zo gaan ze de volgende zestig pagina’s verder, zonder uit het oog te verliezen dat er ook (soms sterke) redenen kunnen zijn om van het geloof af te vallen. In hoofdstuk 2 stellen ze dat er niets mis is met geloven zonder onweerlegbare argumenten, en dat is wellicht wat de meeste gelovigen doen. Dit hele boek zal hen geen lor interesseren, want zij weten intuïtief dat ze een goed product gekozen hebben, dat hen op alle vlakken van hun leven voldoening schenkt, en waarvan hun buikgevoel hen zegt: dit is goed en waar! Vergeef me de vergelijking van geloof met een product, maar doorheen heel het boek loopt als een rode draad de verwijzing naar iemand die bezoek krijgt van een stofzuigerverkoper. Deze persoon heeft helemaal geen nieuwe stofzuiger nodig, maar hij/zij wordt niet met rust gelaten, en op allerlei manieren probeert men hem/haar de oude stofzuiger te laten inwisselen voor een nieuwe. Een vreemde stijloefening in deze context, maar ze werkt wel. Basaal of intuïtief geloven hoeft niet irrationeel te zijn, ook al probeert men vanuit verschillende hoeken een dergelijk geloof aan te vallen en te ridiculiseren.
Band tussen religie en moraal
In één beweging gaan de schrijvers in een volgend deel de argumenten tegen het bestaan van God tegen het licht houden, en weerleggen. Dit is het sterkste en meest originele deel van dit boek, maar niet altijd even gemakkelijk, en ondanks de vlotte schrijfstijl niet voor iedereen toegankelijk. De ene auteur is theoloog, de ander filosoof, en dat zul je geweten hebben. Zij hanteren filosofische argumenten en redeneringen en hebben daar goede redenen voor. De voornaamste bestrijders van het geloof zijn namelijk (moraal)filosofen, en het zijn de door hen opgeworpen vestingen die gesloopt worden. Daarna worden de implicaties onderzocht van een maatschappij en een leven zonder God. Men bezondigt zich niet aan goedkope maatschappijkritiek, maar focust zich op het begrip moraal. Wat is de band tussen religie en moraal, en welke andere soorten moraal kan men zich voorstellen, en hoe moet je die evalueren. Het laatste hoofdstuk tenslotte waagt zich aan zes argumenten voor het bestaan van God. Voor liefhebbers of kenners van apologetische boeken zal dit misschien het meest vertrouwd klinken, want de argumenten die aangedragen worden zijn niet echt nieuw.
Conclusie
Zou ik dit boek aanbevelen? Ik heb het met belangstelling gelezen, en het krijgt alvast lovende kritiek vanuit onverwachte hoek, namelijk van Herman Philipse, auteur van Het Atheïstisch Manifest. Wie niet wakker ligt van godsbewijzen zal er weinig vreugde aan beleven. Zelf stellen Paas en Peels het als volgt: geloven doe je op een schaal van 1 tot 7. 1 is de volstrekt gelovige, die nooit bevangen wordt door intellectuele twijfels of existentiële vragen. Aan de andere kant vind je de verstokte atheïst die evenmin last heeft van twijfels of behoefte aan reflectie. Voor hen is dit boek niet bedoeld, maar wel voor iedereen die tussen 3 en 5 scoort. Zij zullen er veel genoegen aan beleven, en mogelijk enkele fijne antwoorden op hun vragen.
Stefan Paas en Rik Peels, God Bewijzen, argumenten voor en tegen geloven (Uitgeverij Balans, 2013)