indekerk

Genesis 49 – ‘Mijn ogen hebben uw heil gezien’

Genesis 49, Lukas 2, Job 15, 1 Korinthiërs 3

Jezus groeide helemaal op als Joodse jongen. Niet alleen was Hij van Joodse afkomst, Hij was ook van Davidische komaf: wettelijk behoorde Hij tot het onderdrukte koningshuis (Lk. 2:4). De keizerlijke politiek werd van Godswege gestuurd om te verzekeren dat Jezus geboren zou worden in de oude stad van David (2:1-4, 11). Op de achtste dag van zijn leven werd Jezus besneden (2:21). Op het daarvoor bepaalde tijdstip brachten Maria en Jozef een offer, naar het voorschrift uit de Wet voor wat vereist was voor elke eerstgeborene (2:22-24). Van Maria en Jozef wordt ons verteld dat ‘zij alles volbracht hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was’. Tijdens de eerste dagen van Jezus’ leven bad Simeon profetisch tot God, terwijl hij verklaarde dat de komst van Jezus tot ‘heerlijkheid voor uw volk Israël’ was (2:32); bejaarde Hanna ‘loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten’ (2:38). Elk jaar reisden Jozef en Maria de vele kilometers van Nazareth naar Jeruzalem om deel te nemen aan het feest rond Pascha, ‘zoals dit bij het feest gebruikelijk was’ (2:41-42). Ze voegden zich bij tienduizenden andere pelgrims. Natuurlijk ging Jezus mee en was Hij getuige bij de slachting van duizenden paaslammetjes, hoorde Hij de tempelkoren en reciteerde Hij de oude Schriften. Op zijn twaalfde leidden Jezus’ voortdurende blootstelling aan het erfgoed van zijn volk en aan de inhoud van hun Schriften tot de buitengewone gesprekken die Hij voerde met de leraars uit de tempel (2:41-52).

We beginnen niet eens te beseffen over welke terreinen Jezus allemaal sprak en waarin Hij handelde, en op welke terreinen zijn leven en dienst en zijn dood en opstanding allemaal invloed hebben, tenzij we ze vinden in de oude Hebreeuwse Bijbel.

Maar dit is niet alles wat erover te zeggen valt. Diezelfde Bijbel begint niet bij Abraham en het ontstaan van de Israëlieten. Hij begint met God, de oorsprong van het heelal, de schepping van menselijke wezens die Gods beelddragers zijn, de wrede rebellie van de zondeval, de eerste cycli van oordeel en vergeving, en de eerste beloften van redding die zou volgen.

Jazeker, Paulus verstond dat de lange geschiedenis van de Joden moet gezien worden binnen het nog langere verhaal van het menselijke ras, en dat zelfs de eerste roeping van de man die de voorvader is van alle Joden, verduidelijkt dat door hem alle volken op aarde gezegend zullen worden (Gal. 3, vgl. Gen. 12). Hier, aan het begin van Jezus’ leven, komt hetzelfde raamwerk weer piepen. Simeon prijst de soevereine Heer dat Hij hem toestaat te blijven leven om deze baby te zien: ‘want mijn ogen hebben uw heil gezien, dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël.’

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn