Genesis 29, Mattheüs 28, Esther 5, Handelingen 28
De slotzin van Mattheüs 28 is treffend: ‘En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld’ (28:20). Natuurlijk is dit een grootse belofte van de opgestane Christus aan zijn volk, zo kort voor zijn hemelvaart. Maar het verband onthult dat het hier niet gaat om een soort algemene bemoediging tout court. Er is een verband met de context van de Grote Opdracht. Wat is de aard van dit verband? Of om de vraag uit te diepen: waarom is Jezus’ belofte om met zijn discipelen te zijn tot aan het einde van de wereld, verbonden met zijn verklaring van zijn eigen gezag en zijn opdracht om overal de volken tot discipelen te maken?
We moeten erkennen dat deze worden niet geuit worden als een botte voorwaarde, bijna een dreigement. Jezus zegt dus niet: ‘Als je de volken tot discipelen maakt, dan pas zal ik met u zijn tot aan de voleinding van de wereld’. Nog minder zegt Hij: ‘Als je de volken niet tot discipelen maakt, dan zal Ik niet bij u zijn tot aan de voleinding van de wereld’. Toch wordt een bepaald verband verondersteld. Wat is het?
Het verband is zo algemeen dat ik vermoed dat het de bedoeling is dat we de aanwezigheid van Jezus met ons gaan zien als de matrix waarin we de Grote Opdracht vervullen – dit wil zeggen: die aanwezigheid van Jezus vormt tegelijk zowel de ervaring van hen die de opdracht vervullen, alsook het kader van waaruit we die opdracht gehoorzamen. We weten en ervaren de tegenwoordigheid van Jezus in overeenstemming met zijn belofte, en we getuigen daarvan, zelfs als we verkondigen Wie Hij is en wat Hij gedaan heeft en wat Hij opdraagt. Hoe objectief de waarheid van het Evangelie dat we verkondigen ook is, we verkondigen het evangelie niet slechts omdat het de waarheid is, maar omdat we zelf zijn reddende en veranderende kracht ervaren hebben. Daarom roepen we niet alleen zijn waarheid uit, we getuigen er ook persoonlijk van, van Jezus zelf. We zijn niet slechts koele boodschappers van bepaalde objectieve gebeurtenissen, we zijn discipelen die zich toewijden aan het maken van andere discipelen.
Het hoeft niet te verrassen dat wanneer we deze opdracht op ons nemen, we de beloofde tegenwoordigheid van Jezus nog intenser ervaren. Omdat we Hem kennen en zijn transformerende aanwezigheid in onze levens ervaren, evangeliseren we, dopen we, onderwijzen we en maken we discipelen – en zo leren we Hem nog beter kennen en ervaren we zijn levensveranderende tegenwoordigheid nog meer. Zijn belofte om bij ons te zijn tot het eind van de wereld is dus de matrix van waaruit we de Grote Opdracht gehoorzamen, tegelijk fundament en doel, basis en beloning. Hoe kon het anders zijn? We dienen Hem omdat we Hem liefhebben en verlangen om aan het eind van onze weg die gezegende woorden te horen: ‘Wel gedaan!’.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.