Genesis 21, Mattheüs 20, Nehemia 10, Handelingen 20
In de negentiende eeuw schreef Lord Acton al dat macht corrupt maakt en dat absolute macht absoluut corrupt maakt. De stichters van de Amerikaanse Republiek zouden hem destijds geen ongelijk hebben gegeven. Dit is een van de redenen waarom ze een overheid creëerden met wederzijdse controle en evenwicht tussen de drie staatsmachten. Ze wilden niet dat er één tak zou zijn die teveel macht kreeg, omdat ze wisten dat vroeg of laat er corruptie zou insluipen. Dit is ook een van de belangrijkste redenen waarom ze een grondwettelijk gemandateerd democratisch kiesstelsel wilden. Het was niet omdat ze vertrouwden op de wijsheid van mensen als collectief – hun geschriften tonen dat ze klamme handen kregen bij de gedachte om teveel macht te geven aan stemmen van de kiezers. Maar ze wilden een mechanisme waarbij je mensen kon wegstemmen en vervangen door andere. Op die manier kon niemand die aan de macht was buitensporig veel macht verwerven: vroeg of laat zou hij er zonder bloedvergieten gewoon kunnen uitgegooid worden.
Jezus verstaat de aard van macht in alle lagen van de regering: ‘Gij weet, dat de regeerders der volken heerschappij over hen voeren en de rijksgroten oefenen macht over hen’ (Matt. 20:25). Spijtig genoeg kan kerkelijke macht even corrupt zijn. Dit is waarom Jezus voor een radicaal ander paradigma of systeem staat: ‘Zo is het onder u niet. Maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienaar zijn’ (20:26-27).
Het is van vitaal belang voor een gezonde kerk dat we dit gedeelte goed verstaan. Drie overwegingen mogen de betekenis scherpstellen.
Ten eerste is het ultieme voorbeeld op dit vlak de Heer Jezus zelf, die ‘niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen’ (20:28). Dit is niet slechts een grootse tekst over de plaatsvervangende aard van de verzoening die Jezus bewerkte toen Hij stierf aan het kruis (vergelijk 20:17-19), maar de tekst legt sterke nadruk op het feit dat het leven en de dood van Jezus de maatstaf moeten vormen voor christelijk leiderschap.
Ten tweede een punt dat ik heel sterk wil benadrukken. Een slaaf worden van allen betekent allerminst dat leiders slaafs, dwaas, onwetend of alleen maar vriendelijk moeten zijn – Jezus’ leiderschap en offer werden immers ook niet door dergelijke onbekwaamheid gekenmerkt.
Ten derde betekent het wel dat christelijk leiderschap op een verregaande manier zelfverloochenend zal zijn ten bate van anderen, naar het ultieme voorbeeld van de zelfverloochening van Christus voor anderen. Daarom moet de kerk of gemeente geen mensen tot posities van leiderschap verhogen die op dit punt falen, ook al bezitten ze misschien vele gaven voor een hoger ambt. Om bijvoorbeeld leiding te geven of te onderwijzen moet je de gave van leiderschap of onderwijs bezitten (Rom. 12:6-8). Maar je moet net zo goed principieel toegewijd zijn aan zelfverloochening ten bate van broers en zusters in Christus, of je bent ongeschikt
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.