Genesis 18, Mattheüs 17, Nehemia 7, Handelingen 17
Een van de grote fouten die soms zelfs door gelovigen gemaakt wordt is de neiging om Jezus te onderschatten (Mt. 17:1-8).
Jezus neemt de drie discipelen die van de twaalven het dichtst bij Hem staan mee op een hoge berg: Petrus, Jakobus en Johannes. Slechts zij vier. ‘En zijn gedaante veranderde voor hun ogen en zijn gelaat straalde gelijk de zon en zijn klederen werden wit als het licht’ (17:2). Plots verschenen Mozes en Elia, ‘die met Hem spraken’ (17:3). Het is alsof de uiteindelijke identiteit van de eeuwige Zoon voor even mag doorbreken; de drie discipelen worden ‘ooggetuigen van zijn majesteit’ (2 Petr. 1:16). Je kunt er haast niet naast kijken dat er hier ook een voorsmaakje gegeven wordt van de heerlijkheid van de verheerlijkte Zoon (zie Opb. 1:12-16), van die Jezus voor wie elke knie zich zal buigen, in hemel en op aarde en onder de aarde, terwijl elke tong zal belijden ‘dat Jezus Heer is, tot heerlijkheid van God de Vader’ (Fp. 2:10-11).
Maar Petrus begrijpt het verkeerd. Hij erkent wel dat dit een enorm voorrecht is om op deze gelegenheid aanwezig te mogen zijn: ‘Heer’, zegt hij, ‘het is goed, dat wij hier zijn’ (17:4). Maar dan brengt hij zichzelf in verlegenheid: ‘indien Gij het wilt, zal ik hier drie tenten opslaan, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een’. Hij begrijpt de betekenis van de aanwezigheid van Mozes en Elia compleet verkeerd. Hij denkt dat Jezus verhoogd wordt tot op hun niveau, het niveau van de middelaar van het verbond op de Sinaï en van de eerste van de grote Bijbelse profeten.
Hij heeft het helemaal verkeerd voor. Hun aanwezigheid betekende veeleer dat de wet en de profeten van Hem getuigden (vergelijk 5:17; 11:13). God zelf zet de puntjes op de i. In een angstwekkende openbaring, dondert God vanuit een overschaduwende wolk: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem!’ (17:5). Eer de drie discipelen bekomen zijn van de schrik, is het allemaal voorbij: ‘Toen zij hun ogen opsloegen, zagen zij niemand dan Jezus alleen’ (17:8) – een conclusie van het verslag die zwanger is van betekenis.
Jezus duldt geen rivalen. Er zijn veel religieuze leiders (geweest). In een tijd van postmoderne gevoeligheden en een diepe culturele toewijding aan filosofisch pluralisme, is het o zo eenvoudig om Jezus op ontelbare manieren te relativeren. Maar er is slechts één Persoon van wie kan gezegd worden dat Hij ons schiep en dan een van ons werd; dat Hij de Heer der heerlijkheid was, en een mens; dat Hij stierf in een schandelijke en beschamende dood aan een verfoeilijk kruis, maar nu gezeten is aan de rechterhand van de majesteit in de hoge, waar Hij terugkeerde in de heerlijkheid die Hij bij de Vader had nog voor de wereld begon.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.