indekerk

Genesis 15, Mattheüs 14, Nehemia 4, Handelingen 14

Genesis 15, Mattheüs 14, Nehemia 4, Handelingen 14

Gods tijdschema is zo anders dan het onze. Abram wil een zoon en voor hem voelt het aan alsof zijn tijd opraakt; God voorziet een volk met vele miljoenen afstammelingen. Abram heeft het gevoel dat zijn levenseinde nadert terwijl er weinig bereikt is van Gods doelstellingen bij zijn roeping uit Ur der Chaldeeën; God ziet de volledige loop van de heilsgeschiedenis.

In Genesis 15 belooft God aan Abraham dat zijn nageslacht talrijk zal zijn. Aan de ene kant is Gods belofte genoeg: ‘ En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid’ (Gen. 15:6). Abrams geloof is eenvoudig en diep: hij geloofde Gods beloften, terwijl hij God op zijn woord vertrouwde. En dit geloof was in Gods ogen als gerechtigheid gerekend. Dit betekent niet dat Abram spaarpunten kreeg omdat hij dergelijk rechtvaardig geloof aan de dag legde. De idee is eerder dat God van zijn beelddragers gerechtigheid vereist, wat Hij altijd vereist heeft – maar wat Hij met dit zondige mensengeslacht aanvaardt en het bestempelt als gerechtigheid, is geloof, dat geloof dat erkent dat we afhankelijk zijn van God en God op zijn woord vertrouwt. Dit geloof van Abram maakt hem tot ‘vader’ van hen die uit het geloof zijn (Rom. 4; Gal. 3).

Maar hoe echt dit geloof ook is, toch heeft Abram moeite om zich sommige details van Gods belofte te kunnen voorstellen. God vertelt hem over een tijd waarin zijn nakomelingen het hele land rond hem zullen bezitten en Abram slaat aan het wankelen en vraagt een teken (Gen. 15:8). Heel genadig willigt God die vraag in: in een visioen mag Abram zien hoe God met hem in een verbond treedt. Waarschijnlijk vormen de stukken van de dieren waartussen ‘een rokende oven met een vurige fakkel’ doorging (Gen. 15:17), een manier van uitdrukken dat ‘wie tot dit verbond toetreden op dezelfde manier mogen uiteengerukt worden als ze de voorwaarden van dit verbond met voeten treden’. Wat een visionaire daad van goedheid is om Abrams geloof te verankeren is tegelijk ook een gelegenheid voor Gods langetermijnplannen, zijn vaste referentiekader: Hij stelt zijn verbond in met Abram en zijn nageslacht, een verbondsrelatie waarin christenen vandaag ook nog mogen toetreden (Gal. 3:6-9).

Er rest ons in dit hoofdstuk nog een verband te leggen naar Gods langetermijnvisie op dingen. Een reden waarom Abram nog niet meteen kan beginnen het Beloofde Land in te nemen, is dat ‘de maat van de ongerechtigheid der Amorieten niet vol’ is. Gods soevereine timing stemt zo goed overeen met  zijn morele gevoeligheden dat tegen de tijd dat de kinderen van Abraham klaar zijn om het Beloofde Land in te nemen, de bewoners van het land zo verworden zullen zijn dat het oordeel op hen moet uitgeoefend worden. Die tijd komt, zo zegt God, maar in dit hoofdstuk is het nog niet zover.

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn