Exodus 9, Lukas 12, Job 27, 1 Korinthiërs 13
Misschien zag je al de bumpersticker: ‘Wie de meeste speeltjes heeft wint’. Wint wat? De persoon met de meeste speeltjes neemt uit dit leven net hetzelfde mee als ieder ander. Een miljard jaren of zo verder in de eeuwigheid, zal het niet al te belangrijk meer schijnen hoeveel speeltjes we in de zeventig jaren van dit leven verzamelden.
Maar in een materialistische cultuur is het schrikwekkend als je begint te zien hoe diep ingesleten hebzucht is, hoe het binnensluipt in allerlei prioriteiten en relaties. In Lukas 12:13-21 wordt Jezus geconfronteerd met iemand die Hem smeekt: ‘Meester, zeg tot mijn broeder, dat hij de erfenis met mij dele’. We weten niet of die persoon een rechtmatige aanspraak maakte of niet. Vanuit Jezus’ perspectief deed het er ook niet toe, want er stond een meer fundamentele kwestie op het spel. Voor die persoon was een deel van de erfenis belangrijker dan een godvruchtige relatie met zijn broer. Niet alleen beklemtoont Jezus dat Hij niet gekomen is om scheidsrechter te zijn in dergelijke minder belangrijke zaken (12:14), maar Hij waarschuwt ook ‘Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht, want ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit (12:15). Misschien dat de persoon met de meeste speeltjes uiteindelijk dan toch niet wint.
Dit leidt ons meteen naar de gelijkenis van de rijke boer wiens groeiende graanopbrengsten hem aanzetten om steeds grotere schuren te bouwen (12:16-20). In onze cultuur kunnen we makkelijk boer vervangen door bouwondernemer of softwareproducent of immomakelaar. In een cultuur die zich fixeert op tegenwoordige bezittingen, is het voor gelovigen bedroevend makkelijk om in dezelfde draaikolk van hebzucht te worden meegesleurd. Wat begint als een volkomen gepaste toewijding om je best te doen voor de zaak van Christus kan ontaarden in een egoïstische concurrentiestrijd en een bodemloze drang naar bezittingen.
Je bent druk met het plannen van je pensioen; want uiteindelijk, zo bedenk je bij jezelf, heb je ‘vele goederen liggen, opgetast voor vele jaren’ (12:19). Omdat iedereen je vertelt hoe goed je er wel voor staat, hoor je de stem van God niet: ‘Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u afgeëist en wat gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn?’ (12:20).
Het probleem is niet de rijkdom zelf. De Bijbel getuigt van sommige rijke mensen die hun rijkdom voor God gebruikten, mensen die niet zo aan hun rijkdom vasthielden dat het een surrogaat-God werd. Maar je zou aarzelen om dit feit te vermelden, omdat de meesten onder ons er zo goed in zijn onszelf te misleiden dat we onvermijdelijk denken dat deze toegeving ons buiten schot zet. Anderen zijn hebzuchtig of gierig; ikzelf werk hard en ben zuinig. Anderen zijn materialistisch en gericht op genot; ik ben realistisch en geloof dat een vrolijk hart de genezing bevordert. Dus denk na over Lukas 12:21.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.