Exodus 34, Johannes 13, Spreuken 10, Efeziërs 3
Wanneer Mozes aan het eind van het voorgaande hoofdstuk vraagt om Gods heerlijkheid te mogen zien, krijgt hij (zoals we zagen) de belofte dat God iets van zijn goedheid zal vertonen (33:19). Maar niemand, zelfs Mozes niet, kan Gods aangezicht zien en leven (33:20). Dus maakt de Heer het mogelijk om iets op te vangen, als het ware, van de achterrand van de nagloed van de heerlijkheid van de Heer – en deze merkwaardige ervaring wordt beschreven in Exodus 34.
Wanneer de Heer voorbijkomt bij de rotskloof waar Mozes veilig geborgen zit, heft de Heer aan: ‘HERE, HERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw’ (34:6). De Hebreeuwse woorden die vertaald worden als ‘goedertierenheid’ en ‘trouw’ zijn een weerkerend koppel in het Oude Testament. Het eerste wordt regelmatig verbonden met Gods verbondstrouw, zijn verbondsgenade; het tweede is gegrond in zijn betrouwbaarheid, zijn verbondstoewijding om zijn woord te houden, te doen wat Hij belooft, trouw te zijn of waarachtig.
Wanneer Johannes Jezus introduceert als het Woord van God (Joh. 1:1-18),vertelt hij de lezers dat wanneer het Woord van God vlees werd (1:14), Hij onder ons ‘tabernakelde’, woonde, en we zijn heerlijkheid zagen, de heerlijkheid van een eniggeborene die kwam van de Vader, vol van ‘genade’ en ‘waarheid’. Er zijn goede redenen te denken dat Johannes deze twee woorden koos om de gekoppelde uitdrukking uit het Oude Testament weer te geven.
Hij dacht duidelijk aan deze hoofdstukken: Exodus 32-34. Als hij de echo van Exodus 33 laat klinken, herinnert hij ons ‘Niemand heeft ooit God gezien’ (1:18). Maar nu Jezus Christus gekomen is, heeft dit vleesgeworden Woord ons de Vader bekendgemaakt, door op een unieke manier ‘genade en waarheid’ te vertonen.
De wet werd ons door Mozes gegeven – dat was al wonderlijk genoeg, zeker een genadegeschenk van God. Maar ‘genade en waarheid’ kwamen pas voluit hun heerlijkheid uitstralen met Jezus Christus (1:17).
Zelfs de openbaring van een lagere orde die genadig vertoond werd tot zegen van Mozes, brengt wonderlijke resultaten. Het gaat vooraf aan een vernieuwing van het verbond. De Heer antwoordt op Mozes’ gebed: ‘Ik sluit een verbond; in het bijzijn van uw gehele volk zal Ik wonderen doen, zoals niet gewrocht zijn op de gehele aarde en bij al de volken; het gehele volk, in welks midden gij zijt, zal het werk des HEREN zien, want ontzagwekkend is wat Ik met u doe’ (34:10).
Van Gods kant bevestigt dit hun binnengaan in het Beloofde Land, want de Heer zelf zal alle tegenstand verdrijven (34:11); van de kant van de verbondsgemeenschap, is gehoorzaamheid vereist, dit behelst ook zorgvuldige afscheiding van de omringende heidenen en afgodendom. ‘Want gij zult u niet nederbuigen voor een andere god, immers de HERE, wiens naam Naijverige is, is een naijverig God’ (34:14).
Hoe zou het anders kunnen? Deze God is goedertieren, maar Hij is tegelijk ook trouw.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.