Exodus 25, Johannes 4; Spreuken 1; 2 Korinthiërs 13
Exodus 25 en Johannes 4 zijn canoniek met elkaar verbonden.
De eerste begint met de instructies voor de bouw van de tabernakel en zijn toebehoren (Ex. 25-30). De tabernakel is de voorloper van de tempel, gebouwd ten tijde van Salomon. Herhaaldelijk zegt God in deze hoofdstukken ‘Zie nu toe, dat gij alles maakt naar het model dat u daarvan op de berg getoond is’ (25:40) of ‘Dan zult gij de tabernakel oprichten overeenkomstig het plan dat u daarvan op de berg getoond werd’ of iets vergelijkbaars.
De brief aan de Hebreeën haakt in op dit punt. De tabernakel en de tempel waren geen willekeurige ontwerpen; ze weerspiegelden een hemelse realiteit. ‘zoals dat aan Mozes geopenbaard werd toen hij begon met het oprichten van de tabernakel: ‘Let erop,’ staat er immers, ‘dat je alles vervaardigt volgens het ontwerp dat je op de berg getoond is’’ (Hebr. 8:5).
Johannes 4 toont ons Jezus in gesprek met een Samaritaanse vrouw. Samaritanen geloofden dat de gepaste plaats om God te aanbidden niet Jeruzalem was, waar de tempel staat, maar op de bergen Gerizim of Ebal, aangezien dit de laatste plaatsen waren die voor dergelijke aanbidding werden aangeduid toen het volk het land binnenkwam (Deut. 11:29; Joz. 8:33). Ze aanvaardden de teksten betreffende de monarchie niet als Schrift.
De vrouw wil weten wat Jezus denkt: zijn deze bergen de geschikte plaats voor aanbidding, dichtbij waar ze stonden, of Jeruzalem (Joh. 4:20)?
Jezus benadrukt dat de tijd komt dat geen van deze plaatsen zal voldoen (4:21). Dit betekent niet dat Jezus het Samaritaanse alternatief ziet als over gelijkwaardige adelbrieven beschikkend als Jeruzalem. Ver van dat: in dit debat staat Hij in het kamp van de Joden, aangezien zij degenen zijn die de volle breedte van de Oudtestamentische Schrift volgen, inclusief de verhuis vanuit de tabernakel naar de tempel in Jeruzalem (4:22). ‘Maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders’ (4:23).
Dit betekent: (1) Met de komst van Christus Jezus en het aanbreken van het nieuwe verbond, zal gepaste aanbidding niet langer verbonden zijn met een specifieke geografische plaats. Impliciet kondigt dit het opheffen aan van de tempel. Aanbidding zal geografisch even uitgestrekt zijn als de Geest, als God zelf die geest is (4:24). (2) Aanbidding zal niet slechts ‘in geest’ zijn, maar ook ‘in waarheid’. In de context van dit evangelie betekent dit niet dat aanbidding gemeend moet zijn (‘oprecht’ in die betekenis); maar wel dat het in lijn moet zijn met wat ultiem gezien waar is, de loutere manifestatie van waarheid, Jezus Christus zelf. Hij is het ‘ware licht’ of ‘waarachtige licht’ (1:9), de ware tempel (2:19-22), het ware brood uit de hemel (6:25 e.v.), en meer. Ware aanbidders aanbidden in geest en in waarheid.
[hr_shadow]
Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.
Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.