indekerk

Deuteronomium 24 – Voor de vreemdeling, de wees en de weduwe

 Deuteronomium 24, Psalmen 114-115, Jesaja 51, Openbaring 21

Het is treffend hoe de Mozaïsche wet voorziet voor de armen. Kijk naar Deuteronomium 24. Hier verbiedt God dat je de handmolen of zelfs ‘de bovenste molensteen’ (d.w.z. de meer verplaatsbare), als pand zou nemen, als waarborg voor een schuld (24:6). Het is alsof je het gereedschap van een mecanicien tot pand zou nemen, of de computer van een softwareontwikkelaar. Het zou de middelen wegnemen om in je levensonderhoud te voorzien, en daarom zou het niet alleen de armoede nog vergroten, maar het zou terugbetaling praktisch onmogelijk maken.

In 24:10-12 worden twee verdere bepalingen uiteengezet met betrekking tot onderpanden. (1) Als je van je naaste schuld vordert, ga dan zijn huis niet binnen om het pand te bekomen. Blijf buiten; laat het door hem naar buiten brengen. Dergelijk ingehouden gedrag stelt de naaste in staat om een beetje waardigheid te bewaren,  en beperkt de neiging van sommige rijke mensen om hun gewicht in de schaal te werpen en de armen te behandelen alsof ze vuilnis zijn. (2) Hou niet als pand wat de arme man nodig heeft voor zijn basiswarmte en –bescherming. In 24:14-15 wordt werkgevers opgedragen hun werknemers dagelijks te betalen. In een arme en agrarische maatschappij waar tot 70 à 80 procent van het inkomen naar voedsel ging, stond dit gelijk met ervoor zorgen dat de dagloner en zijn gezin elke dag genoeg te eten hadden.

Lonen inhouden was niet alleen leed veroorzaken, het was ook onrechtvaardig. Nog uitvoeriger beschouwingen rond rechtvaardigheid worden vermeld in 24:17-18: wezen en vreemdelingen,t.t.z. degenen zonder beschermer of die niet echt weten hoe het er in een bepaalde cultuur aan toe gaat, moeten rechtvaardig behandeld worden en nooit misbruikt of benadeeld.

In 24:19-22 ten slotte worden landbouwers gewaarschuwd niet elk klein stukje uit de oogst van hun veld te verzamelen om nog hogere opbrengsten te verkrijgen. Het is veel beter iets te laten liggen ‘voor de vreemdeling, de wees en de weduwe’ (zie ook de overdenking voor 9 augustus).

Twee opmerkingen. Ten eerste zullen dergelijke voorzieningen voor de armen het best werken in een niet-technische maatschappij waar werk en land met elkaar verbonden zijn, en hulp wordt gegeven door de plaatselijke bevolking aan de plaatselijke bevolking. Er is geen enorme bureaucratische regeling. Aan de andere kant kun je je moeilijk voorstellen, hoe zonder een bepaalde gestructureerde organisatie, gelijkaardige hulp aan de armen kan voorzien worden in pakweg het zuiden van Chicago, waar er weinig landbouwers zijn die kleine beetjes van de oogst kunnen laten liggen.

Ten tweede is de stimulans in elk van de gevallen dat je recht handelt voor het aangezicht van God, in het bijzonder met de jaren in gedachten dat het volk zelf in Egypte verbleef (24:13-22). Deze verzen vereisen dat je ze nauwgezet leest. Waar mensen leven in vrees, liefde en kennis van God, brengt dit maatschappelijk erbarmen en praktische vrijgevigheid met zich mee. Waar God vervaagt in de mist van sentimentalisme, verschrompelt ook de ware ontferming – en dit roept de bijtende aanklacht van profeten als Amos op.

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn