indekerk

Deuteronomium 18 – ‘Een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen’

Deuteronomium 18, Psalm 105, Jesaja 45, Openbaring 15

De profetie over de komst van een profeet zoals Mozes (Deut. 18:15-18) moet eerst en vooral verstaan worden binnen zijn eigen context. Vier opmerkingen zetten ons op scherp voor deze passage.

Ten eerste veroordelen de voorafgaande verzen (18:9-13) de religieuze praktijken van de volkeren in wiens plaats de Israëlieten zullen komen, in het bijzonder die religieuze praktijken die gebruikt werden voor leiding: wichelarij, tovenarij, uitleggen van tekenen, hekserij, het lot werpen, spiritisme en raadplegen van doden. Deze ‘verfoeilijke praktijken’ (18:12, NBV) vormen een deel van de reden waarom deze volkeren verdreven werden – een les die velen in het Westen nog niet geleerd hebben, tot ons grote gevaar. Dergelijke praktijken ontkennen impliciet Gods soevereiniteit en moedigen mensen aan om voor hun veiligheid en welzijn te vertrouwen op ofwel bijgelovige nonsens of demonische macht. 

In het overgangsvers (18:14) houdt Mozes de Israëlieten het contrast voor: ‘maar u heeft de HERE, uw God, dit niet toegelaten’. Verre van: zoals de Heer sprak door Mozes, zo zal God na Mozes’ dood een profeet zoals Mozes verwekken. ‘Naar hem zult gij luisteren’ (18:15). Gods volk moet geleid worden door het woord van God dat getrouw wordt overgebracht door zijn profeten, niet door religieus bijgeloof. 

Ten tweede roept dit de vraag op over wie een ware profeet is (18:20-22), een thema dat Mozes al eerder behandelde (Deut. 13, zie de overdenking van 9 juni) maar dat hier kort opnieuw aan bod komt. Want als het volk het Woord van God door Gods profeten wil kennen, is het belangrijk om sommige van de criteria te herhalen waardoor iemand ware van valse profeten kan onderscheiden. 

Ten derde herinnert Mozes de Israëlieten aan de essentiële bemiddelende rol van de profeet (18:16-17). Natuurlijk is dit waar op een alledaags niveau: ware profeten openbaren woorden van God die anders onbekend zouden zijn, en bemiddelen dus tussen God en mensen. Maar Mozes verwijst naar iets diepers. Wanneer God zichzelf openbaart bij Sinaï, was het volk zo bang dat ze wisten dat ze deze heilige God niet konden benaderen: ze wisten dat ze zouden sterven (Ex. 20:18-19). Het volk wilde dat Mozes de middelaar zou zijn van de openbaring van God. Mozes prijst hen voor deze beoordeling, deze terechte  vrees voor God (Deut. 18:17). Op dezelfde manier zal God een andere profeet verwekken die dezelfde middelaarsfunctie zal vervulllen.

Ten vierde is deze belofte in zekere zin vervuld in elke ware door God gezonden profeet. Maar de taal van deze belofte is zo genereus dat het moeilijk is niet te zien dat uiteindelijk een bepaalde speciale profeet in beeld is: niet alleen zal hij alles doorgeven wat God hem opdraagt, maar als iemand niet luistert naar Gods woorden gesproken in Gods naam, van die zal God zelf rekenschap vragen. Denk niet alleen verder na over Handelingen 3:22-23; maar ook over Johannes 5:16-30. 

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn