indekerk

Deuteronomium 15 – ‘Armen zullen nooit in het land ontbreken’

Deuteronomium 15, Psalm 102, Jesaja 42, Openbaring 12

Een van de treffende kenmerken van de vele passages in Deuteronomium die beschrijven hoe het leven zou moeten zijn eenmaal het volk het Beloofde Land binnentrekt, is een spanning tussen hetgeen vooropgezet wordt als ideaal en hetgeen in feite de realiteit zal blijken.

Zo wordt aan de ene kant tegen het volk gezegd: ‘Er zal echter geen arme onder u zijn, want de HERE zal u gewis zegenen in het land, dat de HERE, uw God, u als erfdeel in bezit zal geven, indien gij maar aandachtig luistert naar de HERE, uw God, door heel dit gebod, dat ik u heden opleg, naarstig te onderhouden’ (Deut. 15:4-5). Aan de andere kant erkent hetzelfde hoofdstuk heel duidelijk ‘Want armen zullen nooit in het land ontbreken; daarom gebied ik u aldus: Gij zult uw hand wijd openen voor uw broeder, voor de ellendige en de arme in uw land’ (15:11).

Het eerste tekstgedeelte, dat er ‘geen arme onder u zal zijn’, is gebaseerd op twee dingen: de zuivere overvloed van het land (een teken van zegen van het verbond), en het wettelijk systeem dat God wil opgelegd zien om elke vorm van de ellendige armoedeval te vermijden. Dit laatste omvat het om de zeven jaar kwijtschelden van schulden – een schokkend voorstel voor onze oren (15:1-11). Er is zelfs een waarschuwing voor ‘de lage gedachte’, waarbij je onbarmhartig vrekkigheid plant (15:8-10).  

De mate waarin deze idealistische wetten ooit werden uitgevoerd wordt betwist. Er is zeer weinig bewijs dat ze tot algemeen nagevolgde publieke wet werden in het Beloofde Land. Zo wordt het tweede tekstgedeelte onvermijdelijk: ‘armen zullen nooit in het land ontbreken’.  

Het weerspiegelt de grauwe realiteit dat geen economisch systeem kan garanderen dat armoede wordt uitgeroeid, omdat mensen het in de praktijk moeten brengen, mensen hebzuchtig zijn, mensen blijven proberen om er tussenuit te muizen en ten slotte het systeem te omzeilen voor persoonlijk voordeel. 

Niet dat we suggereren dat alle economische systemen even goed of even slecht zijn: dat is duidelijk niet zo. Evenmin suggereren we dat wetgevers niet voortdurend moeten werken aan  het verbeteren van systemen en het vermijden van uitwegen die corruptie in de hand werken.

Maar het suggereert wel dat de Bijbel pijnlijk realistisch is over de onmogelijkheid van gelijk welk utopia in deze gevallen wereld, zij het nu economisch of niet. Bovendien zullen de Israëlieten bij gelegenheid zodanig corrupt worden, zowel in de economische arena als daarbuiten, dat God zijn zegen aan het land zal onthouden; zo kon de regen bijvoorbeeld ingehouden worden (zoals in de dagen van Elia). En dan zou het land niet in staat zijn om alle mensen die er leefden te onderhouden. Vandaar dat de nadruk dat er altijd arme mensen zullen zijn (een punt dat Jezus herhaalt, Matt. 26:11) geen verborgen fatalisme is, maar een oproep tot milde vrijgevigheid.

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn