indekerk

Deuteronomium 12 – Aan de vooravond van grote veranderingen

Deuteronomium 12, Psalmen 97-98, Jesaja 40, Openbaring 9

Hoewel het boek Deuteronomium voortdurend terugblikt naar de Exodus en de jaren van zwerven door de woestijn, kijkt het wel degelijk ook vooruit: het volk staat op het punt om het Beloofde Land binnen te trekken en bepaalde dingen zullen veranderen. In een overgangsperiode moet je het verschil vatten tussen wat zou moeten veranderen en wat niet.

In het hoofdstuk van gisteren komt het woord ‘heden’ of ‘thans’ of ‘vandaag’ voor (afhankelijk van je vertaling, JL): ‘Immers, gij kent thans – want dit geldt niet voor uw kinderen …’ (Deut. 11:2). Dit woord is belangrijk doorheen dit boek. Een goed verstaan van het verleden bereidt de weg voor de veranderingen van vandaag, nu ze op het punt staan om het Beloofde Land binnen te trekken. In Deuteronomium 12 is de grootste verandering waar ze voor staan, het vestigen van een plaats in het land waar God verkiest ‘om daar zijn naam te vestigen’ en er zijn woning te maken (12:5, 11). Met andere woorden: het hoofdstuk kijkt vooruit naar de tijd waarin geen offers meer zullen gebracht worden naar goeddunken op de plaats waar de offeraar zich net bevindt (12:8), en waarin de mobiele tabernakel van de pelgrimsjaren niet meer aanvaardbaar zal zijn. God zal veeleer een stabiel centrum vestigen in het land. ‘Maar de plaats, die de HERE, uw God, uit het gebied van al uw stammen verkiezen zal om daar zijn naam te vestigen, om daar te wonen, die zult gij zoeken en daarheen zult gij gaan. Daarheen zult gij brengen uw brandoffers en slachtoffers, uw tienden en uw wijgeschenken, uw gelofteoffers en uw vrijwillige offers, de eerstgeborenen van uw runderen en van uw kleinvee. Daar zult gij eten voor het aangezicht van de HERE, uw God, en u verheugen, gij en uw huisgezinnen, over alles wat gij ondernomen hebt, waarin de HERE, uw God, u gezegend heeft’ (12:5-7).  

In de loop der jaren was de tabernakel gevestigd in Siloh, Bethel en uiteindelijk in Jeruzalem, waar ze werd vervangen door de tempel in de dagen van Salomo.

De gewijzigde omstandigheden brengen zowel punten van continuïteit als van discontinuïteit. Mozes benadrukt dat er dan, zoals ook nu, geen tolerantie zal zijn voor de heidense afgodspraktijken van de hen omringende volken en van hen die ze uit het land moeten verdrijven (12:29-31).

Maar de grote afstand waarop de meeste mensen zullen leven ten opzichte van het centrale heiligdom betekent ook dat er van hen niet meer verwacht wordt dat ze alle vlees zullen kunnen slachten in de regio, en dat ze ook niet langer de fijne verschillen zullen kunnen aanhouden tussen wat het deel is voor de priester en wat hun deel is. Nu zal het volkomen gepast zijn om hun dieren ook te slachten en te eten, zoals het groot wild dat gedood wordt in het veld (12:15-22).

Desondanks blijven drie punten in volle kracht staan. (1) Ze mogen niet vergeten te voorzien voor de Levieten (velen van hen hingen van de tabernakel-/tempeldienst af voor hun onderhoud – 12:19). (2) Ze mogen het bloed van de dieren die ze slachten niet eten (12:23-25). (3) Er wordt nog steeds van hen verwacht dat ze de heilige gaven of gelofteoffers op het altaar zullen brengen op de hoogtijdagen, wanneer van elk gezin verwacht wordt dat het zich voor de Heer zal stellen (12:26-28).

Andere overgangen volgen in de geschiedenis van de verlossing en vragen dat we er met aandacht over nadenken (bijv. Ps. 95:7-11; Mark. 7:19; Joh. 16:5-11; Hebr. 3:7-4:11).

[hr_shadow]

Taken from ‘For the Love of God’ by (D.A. Carson), © 1998. Overgenomen met toestemming van Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org.

Alle rechten op de Nederlandse vertaling behoren toe aan Jan Leplae (http://god-en-gebed.blogspot.com). Niets uit deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vertaler.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn