door Raymond R. Hausoul – In deze vuistdikke publicatie brengt de auteur de boodschap van Israël onder de aandacht van het christelijk spreken. Edjan Westerman erkent dat er in de algemene christelijke geloofsleer voor het thema Israël weinig aandacht is. Graag wil hij nagaan hoe Israël als volk vanuit het Oude Testament nog steeds op voorgrond mag staan in de boodschap van het Nieuwe Testament.
Westerman doet dat in dit bijbels-theologische werk op een prachtige manier. Daarin heeft hij oog voor diverse oude joods-christelijke achtergronden en wijst hij meermaals op de archetypen of prototypes die regelmatig in de Bijbel terugkeren. Een voorbeeld van zulk een archetype is de thematiek van de achtste dag. Deze achtste dag is in de joodse traditie een voorteken van de grote vernieuwing die God met deze schepping voor ogen heeft. Die gegevens laten hun impact na in de boeken van het Nieuwe Testament.
Via deze verhelderende informatie lukt het de auteur om Gods omgang met Israël op een vrij toegankelijke manier aan zijn lezers voor te stellen en hen te leren om via een nieuwe joods-christelijke manier te kijken naar de doorwerking van Israëls verbondstaal in de christelijke geloofsleer van het Nieuwe Testament. Het boek doet dat via drie grote delen: (1) Het canonieke verhaal van het Oude Testament; (2) Het canonieke verhaal van het Nieuwe Testament; (3) Omkeren en omdenken: Leven in een ‘nieuw’ canoniek verhaal.
Westerman heeft in zijn canonieke verhaal bijzondere aandacht voor volledigheid. Toch houdt hij in de uitwerking van zijn canonieke verhaallijn weinig rekening met het onderscheid tussen de joodse en Griekse benadering van canon. In beide tradities is de boekvolgorde namelijk anders. Zo staat het boek Kronieken aan het slot van de joodse canon. Daardoor functioneert Kronieken als slotconclusie van het Oude Testament en brug naar het Nieuwe Testament. Mattheüs sluit zijn evangelie dan ook nauw aan bij dit laatste boek. In de Griekse canon staat Kronieken na Koningen en draagt het de naam ‘bijlagen’ of ‘toevoegingen’. Het verliest daardoor de unieke betekenis die het had in de joodse canon. De impact van de volgorde van de canonboeken erkent Westerman zelf in voetnoot 10 van pagina 52. Hij merkt terecht op dat in de bijbelse theologie het bewustzijn groeit dat de keuze in de opbouw van de canonboeken (joods, Grieks of anders), van belang is voor de verhaallijn die er wordt gevolgd. Westerman wijst in bovengenoemde voetnoot daarom al op de driedeling: Thora, Profeten en Geschriften. Hij toont vervolgens dat al deze drie delen eindigen met de thematiek van het land (zie het slot van Deuteronomium, Maleachi en 1-2Kronieken). Een uitvoerigere en diepere reflectie op de betekenis en invloed van de joodse canonieke benadering voor de bijbelse theologie zou daarom een grote meerwaarde voor dit werk zijn geweest. Toch willen we daarmee niet negeren dat Westerman een belangrijk werk heeft geschreven dat voorziet in de nood van de christelijke geloofsleer vandaag: het vanuit bijbels-theologisch perspectief willen doordenken wat de plaats van Israël in de christelijke geloofsleer mag zijn (zie voor meer info nog: www.messiasleren.nl).
Edjan Westerman, De Messias leren; Israël en de volken – Gods weg nieuw leren lezen, (Boekencentrum, 2015, 416 blz.)